Hooggeleerde commentatoren noemen het ook wel het annus mirabilis, het jaar 1922. Onder andere James Joyce, Virginia Woolf, Ludwig Wittgenstein, Rainer Maria Rilke en T.S. Eliot publiceerden werken die de loop van de geschreven geschiedenis veranderden. Met name over T.S. Eliot, misschien wel de meest filosofisch geschoolde dichter, verscheen dit jaar een ontzagwekkende hoeveelheid schrijfsels. We lopen de oogst likkebaardend langs. Het interbellum zag ook de opkomst van de fenomenologie (een woord dat overigens niet te typen is zonder mis te slaan), waarover Corijn van Mazijk een goed leesbare inleiding schreef, en de wordingsjaren van Hannah Arendt, over wie Hans Achterhuis een mooi boek heeft geschreven. We bespreken beide boeken lovend. Meer bijdetijds zijn de filosofisch-maatschappelijke beschouwing van André Nusselder, een filosofisch voetbalkletsboek van Peter Henk Steenhuis en René ten Bos, en een boek over kunst en pornografie van Petra Van Brabandt en Hans Maes. Inderdaad, filosofen houden zich doorgaans best aardig aan de tractatusmantra dat we onze klep mogen houden, maar we schrijven over van alles en nog wat meer! Miljaar, een volgende bespreking heet ]elfs µFilosofische waar]eggerij¶. Laat Ludwig het maar niet horen. Tot slot kun je je laven aan belangrijke nieuwe filosofievertalingen en een perfect kerstboek over Reves De Avonden, een mirakel van een boek dat dit jaar precies 75 jaar bestaat. Leve Reve, Florian Jacobs (hoofdredacteur iFilosofie)