logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen - Abonneer je nu!

De praktijk van de beroepsgerichte examens voor het vmbo

Auteur: Ad de Jongh

Inspectie van het onderwijs. De praktijk van de beroepsgerichte examens voor het vmbo. Resultaten van een onderzoek naar de voorbereiding, afname, beoordeling, tweede correctie en herkansing van vier beroepsgerichte examens. mei 2009. Pdf te downloaden van www.onderwijsinspectie.nl. Onder de titel De praktijk van de beroepsgerichte examens voor het vmbo verscheen in het voorjaar van 2009 het resultaat van een onderzoek dat in 2008 is gehouden naar de kwaliteit van de afname van de cspe-examens in het vmbo. De inspectie heeft in 2008 de afname van het CSPE (Centraal Schriftelijk Praktijk Examen) bij vier beroepsgerichte vakken in de basisberoepsgerichte leerweg onderzocht, te weten de basisberoepsgerichte opleidingen ‘verwerking van agrarische producten’, ‘handel en verkoop’, ‘uiterlijke verzorging’ en ‘elektrotechniek’. In totaal zijn ruim 100 zittingen van het praktijkgedeelte van deze vier beroepsgerichte examens bezocht. Daarbij zijn de feitelijke afname van het examen en de beoordeling op de scholen geobserveerd. Tevens is bij de betrokken examinatoren een afsluitend interview afgenomen. Als voorbereiding op het examen geeft viervijfde van de examinatoren algemene informatie over het examen aan de kandidaten. Deze algemene informatie heeft betrekking op het onderwerp van het examen en de aard van de opdrachten die in het praktijkexamen voorkomen. Daarnaast geeft een derde van de examinatoren aan dat zij de kandidaten op enigerlei wijze laten oefenen met de examenopdrachten. Ten aanzien van de afname van het examen is geconstateerd dat niet alle examinatoren het praktijkexamen volledig en integraal afnemen of geen ander dan het voorgeschreven materiaal hanteren. Er zijn ook examinatoren die de kandidaten hulp geven bij het examen. Ook is tijdens de afname geconstateerd dat er scholen zijn waar de kandidaten in staat zijn met elkaar te overleggen tijdens het examen. Met betrekking tot de praktijk van de beoordeling is geconstateerd dat een deel van de examinatoren de beoordelingsaspecten op een eigen manier en eigen wijze interpreteert of zelfs eigen beoordelingsaspecten betrekt in de beoordeling van de kandidaat. De correctievoorschriften zoals die van overheidswege zijn verstrekt worden niet altijd gevolgd. Een soepelere beoordeling van de kandidaat komt meer voor dan een strengere beoordeling. Uit deze bevindingen is een belangrijke conclusie getrokken, namelijk dat de examinator zich tijdens het examen vooral als docent gedraagt en niet als examinator. Bij de interpretatie van deze conclusie moet uiteraard rekening worden gehouden met het gegeven dat de examinator ook degene is die de leerling/de kandidaat heeft opgeleid. En docenten kiezen over het algemeen voor hun beroep omdat zij leerlingen willen ‘helpen’, zeker wanneer het om zorgleerlingen gaat. De inspectie concludeert uit dit onderzoek dat op de meeste scholen de wijze waarop het CSPE wordt afgenomen niet aan de criteria voldoet die gesteld mogen worden aan een centraal examen. Aan het einde van het rapport worden verschillende maatregelen voor verbetering voorgesteld, met name in de afnamecondities. En daarmee krijgt een examenvorm die zijn waarde heeft bewezen voor het vmbo nog meer kracht en zullen examinatoren nog professioneler worden. De heer drs. A. de Jongh is adjunct-directeur Beleid en Onderwijs Zadkine, Opleidingencentrum Gezondheidszorg, Laboratoriumtechniek en Optiek en redacteur van EXAMENS. E-mail: addejongh@home.nl.
Gratis
lees meer

Kwalificaties!

Auteur: Joost Dijkstra

Kwalificaties! Dat is het antwoord, want cijfers geven, dat mag niet meer. Hoe neutraal een cijfer ook lijkt, er zitten grote interpretatieverschillen achter. Een voorbeeld: een 10 is voor God, een 9 voor de docent, een 8 voor de uitzonderlijk goede studenten, een 6 voor degene die we niet meer terug willen zien en lager dan een 5 hoeven we niet te geven, want dan moet het toch opnieuw, dus why bother?… O ja, en een 7 is voor alle anderen! We houden dan eigenlijk nog maar een beperkte schaal over, dus waarom niet helemaal terug naar ‘ja of nee’?… Dat past prima binnen mijn perspectief als onderwijskundige en ik word gelukkig van het simpele. Het enige wat ik wil weten is of een student competent is of niet. Met andere woorden geslaagd of gezakt. Hoe geslaagd geslaagd is, of hoe gezakt gezakt is, is niet van belang (een grijsgebied voor foutmarge daargelaten). Voor de student is voldoen aan de minimumeisen meer dan voldoende om het begeerde papiertje te krijgen. Alleen, studenten vinden dit niet eerlijk en willen zich graag onderscheiden van de zesjesstudent, die hier alleen maar zit om een papiertje te krijgen op welke manier dan ook en die niet verder vraagt als het oordeel geslaagd is. Uitzonderlijke prestaties moeten beloond kunnen worden en daarom moeten we ook onderscheid maken in gewoon geslaagde studenten en de ‘net-iets-beter-dande- rest-student’. Het resultaat: Onvoldoende-Voldoende-Heel goed. Dat kunnen we even volhouden en dan komen de docenten in opstand. Tja, inzet moet ook nog beloond worden, want er zit een groot verschil tussen ‘net voldoende’ en ‘net niet heel goed’. Waarom zouden studenten hun best nog doen als ze toch niet bij de top horen (en dat weten ze vaak beter dan de docenten). We moeteneen extra kwalificatie hebben als motivator. Laten we het beestje dan maar bij het naampje noemen en de kwalificaties Uitstekend, Goed, Voldoende en Onvoldoende gebruiken. Ik vrees als toetsmaker dat ik binnenkort toch weer klachten krijg van studenten en docenten die vinden dat sommige andere studenten wel heel erg onvoldoende score en dat hun onvoldoende veel minder erg is. Of docenten die graag tussen onvoldoende en voldoende een T-tje voor twijfel willen hebben. En toegegeven: sommige studenten zijn wel heel erg Gemiddeld, maar ja de G is van goed, dus dat moet dan meer de E worden van Ergens-tussen-voldoendeen-goed-in. Ik heb me dus maar vast voorbereid op de toekomst en wat extra kwalificaties bedacht. Te beginnen aan de onderkant met ‘nietbestaand’ voor de studenten die alleen hun eigen naam hebben onthouden op de toets. Via ‘waardeloos’ voor de studenten die we niet eens meer willen motiveren om hun best te doen. Naar ‘slecht’ of ‘zwak’ voor de diepe onvoldoendes. Aan de bovenkant zijn de superlatieven eindeloos: Na ‘uitstekend’ kunnen we gaan voor ‘briljant’, speciaal voor de bollebozen, ‘wereldklasse’ voor de studenten met een internationale oriëntatie, ‘buitenaards’ voor de studenten van wie we niet kunnen geloven dat ze zo gepresteerd hebben. Uiteindelijk komt er vast wel weer iemand op het idee dat een kwalificatieschaal met zoveel verschillende kwalificaties veel te subjectief is en dat we gewoon in cijfers moeten denken, dan kunnen we er onze statistici mee opschepen… Maar hoe zat het ook al weer? Zijn cijfers wel objectief? Zie boven voor het antwoord op deze vraag. De heer J. Dijkstra is werkzaam aan de universiteit van Maastricht. Hij zal in 2009 de Gastcolumn verzorgen. E-mail: joost.dijkstra@educ.unimaas.nl.
Gratis
lees meer

Schriftelijk tentamineren

Auteur: Jackelien ter Burg

Milius, Jaap (2007). Schriftelijk tentamineren. Een draaiboek voor docenten in het hoger onderwijs. IVLOS, Utrecht. ISBN 978 90 393 4474 3. 82 pagina’s, prijs: E12,50 (inclusief verzendkosten). Nadere informatie/bestellen: IVLOS, secretariaat Hoger Onderwijs, w.p.m.veltman@ivlos.uu.nl. De auteur van het boek, Jaap Milius, is werkzaam als docentenopleider en onderwijskundig adviseur bij het Interfacultair Instituut voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Studievaardigheden (IVLOS) van de Universiteit Utrecht. Hij heeft zich de afgelopen twintig jaar bezig gehouden met de ontwikkeling en implementatie van toets- en beoordelingmethoden in het hoger onderwijs en bedrijfsopleidingen. In het boek heeft hij de in de praktijk best werkende tips gebundeld. Milius beschrijft in zijn boek een vijfstappenplan voor de ontwikkeling van toetsen: het ontwerp, de constructie, de toetsafname, nakijken en beoordelen, de evaluatie. Deze stappen zijn per hoofdstuk uitgewerkt. Hoofdstuk 1 begint met de ontwikkeling van het toetsplan waarin staat beschreven waarvoor, wat, wanneer en hoe getoetst gaat worden en wie gaat beoordelen. In hoofdstuk 2 beschrijft Milius de constructie van meerkeuzevragen (uitsluitend één-uit-meer en stellingvragen) en open vragen. Hij geeft met voorbeelden aan dat met meerkeuzevragen niet alleen op het niveau van kennis en begrip, maar ook op een hoger niveau getoetst kan worden. Hij gaat in op de vraag uit hoeveel vragen een toets moet bestaan. Hoofdstuk 3 gaat voornamelijk in op de informatievoorziening naar de student. In hoofdstuk 4 geeft Milius praktische handvatten om schriftelijke tentamens zo objectief en efficiënt mogelijk na te kijken en de cesuur te bepalen. Het evalueren in hoofdstuk 5 dient om verantwoording over de kwaliteit van de toets af te leggen, maar ook om de kwaliteit van de volgende toetsen te verbeteren. Hij geeft hierbij de tip een vraag die goed uit de analyse komt, te gebruiken als voorbeeld bij de constructie van de toets voor het volgende jaar. Het boek bevat een groot aantal praktische handreikingen. Het boek is zo vormgegeven dat de hoofdtekst steeds op de rechterbladzijde staat en een voorbeeld, stappenplan, checklist, illustratie en dergelijke op de linkerbladzijde. Deze handreikingen sluiten niet altijd direct aan op de hoofdtekst. Daarnaast verwijst de hoofdtekst geregeld naar de zestien bijlagen met nog meer handreikingen. Dit maakt het volgen van de hoofdtekst lastig. De tekst is niet foutloos. Enige voorkennis van toetsconstructie is gewenst, waardoor het boek minder geschikt is voor beginnende toetsconstructeurs. Door de duidelijke inhoudsopgave en een uitgebreid register kan het boek wel goed dienen als naslagwerk voor meer ervaren toetsconstructeurs. Milius besteedt veel aandacht aan de kwaliteit van de toetsen, ook bij open toetsen. Hij laat zien dat voor een toets- en itemanalyse niet een duur pakket aangeschaft hoeft te worden. De analyse kan ook uitgevoerd worden met SPSS of Microsoft Excel. Hoewel het boek is geschreven voor docenten die schriftelijk tentamineren in het hoger onderwijs en ondersteund worden door het IVLOS, is het boek goed te gebruiken door iedereen die meer wil toetsen dan alleen kennis. De handreikingen kunnen goed gebruikt worden om kwalitatief goede computertoetsen te maken. Bijvoorbeeld de uitwerking hoe een open vraag meer gesloten te maken is (om de vraag objectiever te kunnen beoordelen), zou gebruikt kunnen worden om van bestaande schriftelijke toetsen computertoetsen te maken. Kortom: het boek is een goede aanvulling op de bestaande literatuur over toetsen. Mw. drs. J. ter Burg is werkzaam als freelance onderwijskundige met als specialisatie Toetsing. E-mail: Jackelien@toetsrealisatie.nl.
Gratis
lees meer

De gokkans bij meerkeuzevragen

Auteur: Joost Dijkstra

Een meerkeuzevraag is zo gemaakt, maar een slechte vraag gaat vaak ten koste van de goede studenten. U kent ze wel: uitstekend in de klas, maar teleurstellend op het examen. Gok 1: Hoe meer vragen in de toets hoe beter! Meer vragen dus meer informatie levert doorgaans een meer betrouwbaar oordeel op. Dat klinkt mooi in theorie, maar in de praktijk moeten die vragen ook door docenten gemaakt worden. Meer vragen is meer tijdsdruk en dat komt de kwaliteit waarschijnlijk niet ten goede. Meer vragen tijdens een toets betekent ook dat studenten langer geconcentreerd moeten blijven, onder tijdsdruk de vragen moeten maken, en in tijdnood gaan gokken. In plaats van meer informatie levert het dan meer ruis op. Dan liever minder vragen, maar wel goede vragen. Meerkeuzevragen worden door studenten zeer gewaardeerd, omdat de voorbereiding dan gericht kan worden op herkenning van de goede antwoorden in plaats van begrip (en als je het niet herkent dan gok je toch gewoon). Tegelijkertijd worden meerkeuzevragen verguisd, omdat studenten worden afgeleid door de incorrecte alternatieven en worden de goede studenten aan het twijfelen gebracht omdat ze te ver doordenken. Gok 2: Hoe meer alternatieven per vraag hoe minder de gokkans! Als we maar genoeg alternatieven toevoegen dan wordt herkenning van het goede antwoord onmogelijk. Helaas is het bedenken van alternatieven vaak een uitdaging op zich. Uiteindelijk blijkt dat ook nog vaak vergeefse moeite. Studenten zijn zeer bedreven in het identificeren van die extra, vergezochte alternatieven. Het gaat dan ook niet om veel alternatieven, maar om zinvolle alternatieven. Relevante en reële alternatieven moeten een aantrekkelijke optie zijn voor studenten, zodat ze niet meteen weggestreept worden. Natuurlijk gokken studenten wel eens, maar hoe vaak moet je als student nu echt random gokken op een examen? Vaak worden vragen niet al te best opgesteld, dus de toetsslimme student werkt zich er zonder kennis wel doorheen. Het langste alternatief met de meeste details is meestal juist. Het alternatief met de meeste overlap aan informatie, niets is nooit en alles kan. En als je het echt niet weet kies je voor het alternatief in het midden (B of C), want vragenmakers mijden de extremen en verstoppen het goede antwoord graag tussen afleiders. Gokken ontmoedigen door strafpunten voor een onjuist beantwoorde vraag werkt vooral in theorie. In werkelijkheid meet dit ook de persoonlijkheid van de student in termen van de bereidheid tot het nemen van risico: een foutieve gok met bijbehorende strafpunten. Gokken is dan ook niet altijd verkeerd. Mensen die bereid zijn tot gokken maken eerder promotie, verdienen meer geld en vergokken dit weer in het casino (of op de beurs). Maar zolang de cesuur boven de random gokkans ligt en het niet om het nationale examen voor croupiers gaat, hoeven we ons niet druk te maken om de gokkans. Vooraf aandacht voor kwaliteit en inhoud is belangrijker voor de betrouwbaarheid van het examen dan het aantal vragen of alternatieven. Maar ja, ook al hebben we het vooraf zoveel mogelijk dichtgetimmerd, de kwaliteitscontrole komt achteraf als de op-het-nippertje-gezakte studenten er nog even een puntje komen bijpraten. De heer J. Dijkstra is werkzaam aan de universiteit van Maastricht. Hij zal in 2009 de Gastcolumn verzorgen. E-mail: joost.dijkstra@educ.unimaas.nl.
Gratis
lees meer

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper