logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen - Abonneer je nu!

Actief Leren, Transparant Beoordelen

Auteur: Annemarie de Knecht-van Eekelen en Jolanda Soeting

Hartog, Rob J.M.(red.) (2008). Design and Development of Digital Closed Questions: A Methodology for Midsized Projects in Higher Education. Active Learning, Transparent Assessment – ALTB. Utrecht: SURF-foundation, 146 pp. Te downloaden van www.surffoundation.nl/en/publications. De stichting Solberg-Verlinden reikt tweejaarlijks een prijs uit voor een bijzondere prestatie op het gebied van toetsing in het Nederlandse onderwijs. De prijs is in 2008 toegekend aan het SURFproject ‘Actief Leren, Transparant Beoordelen’ (ALTB). De opzet en uitvoering van het ALTB-project, een samenwerkingsverband van de universiteiten van Delft, Wageningen en Amsterdam (VU), Fontys Hogescholen en Cito, is volgens de jury van groot belang voor de toets- en examenontwikkeling in het hoger onderwijs. In ‘Gezien en gelezen’ een bespreking van de bekroonde eindpublicatie over het ontwikkelen van gesloten vragen voor bètavakken en vakken met een bèta-gamma-karakter in het hoger onderwijs. Deze Engelstalige publicatie, waarvoor zeker internationale belangstelling zal bestaan, levert een belangrijke bijdrage aan een brede invoering van kwalitatief hoogwaardige, innovatieve vraagvormen. Het boek beschrijft in acht hoofdstukken uiteenlopende aspecten van het ontwikkelen van verschillende typen gesloten vragen. De onderzoekers richten zich op een gevarieerde groep gebruikers: de inhoudsdeskundige of Subject Matter Expert (SME), dit zijn de hoogleraren, academici, lectoren, docenten en andere tutoren, de student-assistenten met een zekere inhoudsdeskundigheid, de Assistant Subject Matter Expert (ASME), de onderwijskundige of Educational Technologist (ET), onderzoekers, systeemontwerpers en administrateurs. Ter verduidelijking is in het boek een leeswijzer opgenomen. De hoofdstukken 2 t/m 5 beschrijven een taxonomie voor ‘innovatieve’ vraagtypen, het scoren bij multiple response vragen en ontwerpeisen. Ruime aandacht wordt in hoofdstuk 6 besteed aan het gebruik van ‘design patterns’ of ontwerppatronen voor gesloten vragen. Hiermee is vrij eenvoudig een grote variatie aan voorbeelden te maken. Het project heeft ongeveer 2000 gesloten vragen opgeleverd voor vakken met natuurwetenschappelijke-, gezondheids-en ontwerpaspecten. Het boek geeft een aantal voorbeelden. De tien scenario’s in hoofdstuk 7 voor een mogelijke taakverdeling in kleine en middelgrote ontwikkelprojecten met bijbehorende begroting geven een overzicht van de wijze waarop een project het meest efficiënt een pool van 300 vragen kan ontwikkelen. Hieruit blijkt dat het verschil in kosten (van ruim E 31.000 tot ruim E 54.000) vooral ontstaat door ‘image processing’ en ‘entering in Computer-based Assessment system’. Voor toetsontwikkelaars biedt dit hoofdstuk een verhelderend beeld van wat een opgave kost. Het laatste hoofdstuk gaat in op de bestaande mismatch tussen enerzijds de functionaliteit van de bestaande virtuele leeromgevingen en toetssystemen en anderzijds de behoefte aan ontwerp en ontwikkeling van items. Een te ontwikkelen ‘Integrated Item Design and Development Environment’ (IIDDE) zou hierin kunnen voorzien. Over hoofdstuk 3, dat het scoren van multiple response vragen in een digitale toets behandelt, is nog wel een opmerking te maken. De auteurs van het hoofdstuk bieden ontwikkelvoorschriften voor dit type vragen. Zij stellen dat in een multiple response vraag waarbij het aantal goede antwoorden in de instructie wordt genoemd, het aantal goede alternatieven niet meer dan de helft van het totaal aantal alternatieven mag uitmaken en dat het totaal aantal alternatieven minstens vier moet zijn. Een kandidaat zal anders altijd minimaal één alternatief goed gokken. Deze constatering is zonder meer juist, maar het voorschrift staat tegelijkertijd haaks op de zeventiende richtlijn voor itemontwikkeling van Haladyna et al (2002), die de auteurs in hetzelfde hoofdstuk citeren. Deze luidt namelijk: ontwikkel zoveel effectieve alternatieven als je kunt verzinnen, maar twee of drie kan voldoende zijn. Een richtlijn die elke toetsontwikkelaar zichzelf eigen zou moeten maken is: voeg geen (ongeloofwaardige) alternatieven toe om de gokkans te erkleinen, want een alternatief dat ‘gekunsteld’ overkomt, zal door niemand worden gekozen (en heeft dus geen enkele invloed op de gokkans). Literatuur Haladyna, T.M., Downing, S.M. & Rodriguez, M.C. (2002). A Review of Multiple-Choice Item-Writing Guidelines for Classroom Assessment. Applied Measurement in Education 15, 309-334. Mw. dr. A. de Knecht-van Eekelen is hoofdredacteur van EXAMENS. Mw. drs. J. Soeting is werkzaam als opleidingskundig adviseur bij Teelen Kennismanagement.
Gratis
lees meer

Cesuurbepaling: de definitief verschuifbare, absoluut relatieve norm

Auteur: Joost Dijkstra

Cesuurbepaling is niet gemakkelijk, vandaar dat vaak niet verder wordt gezocht dan ‘60%’, want een 6 is immers een voldoende. De acceptatie van de grens van 60% is prettig voor toetsmakers, want het scheelt een boel werk. Het is zelfs zo geaccepteerd dat wanneer we een grens van 59% kiezen, we aan allerlei commissies moeten uitleggen waarom we de toets makkelijker hebben gemaakt. Moeten we dan naar een beter beargumenteerde cesuur toe? Ja, maar dan moeten we onszelf wel serieus nemen. Zo is daar het laatste examen van de opleiding. Het theoretische gedeelte moet nog worden afgesloten. Een cursus van negen weken met elke drie weken een deeltoets, om piekleergedrag aan het einde van de cursus te vermijden. Het gemiddelde van deze deeltoetsen vormt het eindcijfer, maar met een 5 als ondergrens per deeltoets, want anders doen studenten met 2 negens op de eerste toetsen niets meer voor de derde toets. Halen ze dat niet dan krijgen ze een eindtoets (niet meer dan een samenraapsel van de deeltoetsen). Maar dan ... Op de eerste deeltoets scoort meer dan tweederde van de studenten lager dan de ondergrens van 5. Het heeft dan dus geen zin meer om tijdens het blok te studeren en daarom laten we de ondergrens van 5 maar varen, die student die 2 negens haalt zal toch wel gemotiveerd genoeg zijn om door te studeren. Op de tweede deeltoets zijn er al veel studenten die heel hoog moeten scoren op de derde deeltoets om nog te kunnen slagen. Dus besluiten we, om studenten te motiveren, de cesuur wat naar beneden bij te stellen, immers gemiddeld een 5,5 is afgerond een 6. Het merendeel van de studenten scoort uiteindelijk onder de magische grens van afgerond 60% en we besluiten om dit terug te schroeven naar 50%, het was eigenlijk ook wel een erg moeilijke toets. Nu hoeven we slechts enkele studenten een eindtoets te geven, die we dan maar coulant beoordelen. Misschien zijn deze studenten nog te onbekend met de manier van vragen stellen ... aan het einde van hun opleiding. En toch presteert één student het om de toets niet te halen en zo betreurenswaardig laag te scoren dat we er met de beste wil van de wereld echt geen voldoende van kunnen maken. Laten we deze student dan maar onder voorbehoud doorgaan naar de stage, waar dan wel een goede praktische beoordeling gehaald moet worden. Maar, op de stageplek wordt de student niet zo goed beoordeeld, mede doordat deze op mysterieuze wijze telkens te laat komt. Eigenlijk scoorde deze student onvoldoende op àlle criteria, aangezien googelen en chatten geen criteria zijn. Deze student kan dus echt niet slagen, maar wat moeten we dan … De studieadviseur wist de stagebegeleider gelukkig nog te masseren: “Het was toch zo’n gemotiveerde student”. De arbeidsmarkt zal het wel oplossen en anders het CWI. Die stagebegeleider beloven we gewoon om de volgende keer onze topstudent te sturen. De heer J. Dijkstra is werkzaam aan de universiteit van Maastricht. Hij zal in 2009 de Gastcolumn verzorgen. E-mail: joost.dijkstra@educ.unimaas.nl.
Gratis
lees meer

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper