Trends & Ontwikkelingen
Minder zelfmoordgedachten dankzij online zelfhulp
Reducing the Burden of Suicidal Thoughts Through Online Self-Help. Promotie mevrouw B.A.J. Van Spijker. 13 juni 2012. Vrije Universiteit Amsterdam.
Bregje van Spijker onderzocht bij volwassenen met gedachten aan zelfmoord de effectiviteit van een zesweekse online zelfhulpinterventie. Deelnemers die de zelfhulp gebruikten piekerden na zes weken duidelijk minder dan volwassenen die op een wachtlijst stonden. Daarnaast bleek dat de cursus, die zonder begeleiding van een psycholoog werd aangeboden, relatief goedkoop is.
Mensen met zelfmoordgedachten denken vaak dat ze hun problemen zelf moeten kunnen oplossen. Ze schamen zich om naar een hulpverlener te gaan of hebben hiermee eerder onprettige ervaringen gehad. In dit isolement kunnen zij de controle op kwellende gedachten aan zelfmoord verliezen waardoor ze steeds meer gaan piekeren. Omdat zij geen hulp zoeken, kunnen zij niet profiteren van eenvoudige technieken die hun denken weer in goede banen kunnen leiden. Om mensen met zelfmoordgedachten toch te bereiken is een online zelfhulp ontwikkeld. Deelnemers krijgen in deze zesweekse cursus iedere week nieuwe oefeningen aangeboden om het piekeren over zelfmoord onder controle te krijgen. Bijvoorbeeld door dagelijks piekerkwartieren in te stellen kan worden geprobeerd het piekeren te beperken.
De online zelfhulp is niet bedoeld als vervanging voor eventuele hulpverlening door psychiater of psycholoog, maar als eerste stap in het hulpzoekproces of als aanvulling op hulp in de geestelijke gezondheidszorg. Deelnemers worden daarom aangemoedigd ook hulp te zoeken bij de GGZ of om steun te zoeken bij vrienden, familie of huisarts.
De online zelfhulp is beschikbaar via www.113Online.nl, het nationale platform voor zelfmoordpreventie dat hulp en therapie biedt aan mensen die aan zelfmoord denken, maar ook aan naasten en nabestaanden.
(Bron: VU Amsterdam)
Een op de drie jongeren voelt zich wel eens onveilig
In 2011 voelde bijna een derde van de jongeren zich wel eens onveilig. Dit is nagenoeg gelijk aan de drie jaren daarvoor. Jonge vrouwen voelden zich twee keer zo vaak onveilig als hun mannelijke leeftijdsgenoten. Iets meer dan één op de drie jongeren was slachtoffer van een delict. Jongeren uit de provincie Groningen waren hiervan het vaakst slachtoffer.
Het aandeel onder jongeren van 15 tot 25 jaar, dat zich wel eens onveilig voelt, bedroeg in 2011 bijna 32%. Dat aandeel is sinds 2008 ongeveer gelijk gebleven. Bij jonge vrouwen lag het aandeel in 2011 op ruim 42%. Dat is twee keer zoveel als bij jonge mannen, van wie iets meer dan 21 zich onveilig voelde. Dit verschil is de afgelopen jaren nagenoeg constant gebleven. In 2011 was bijna 35% van de jongeren één of meer keer het slachtoffer van criminaliteit. De meeste jonge slachtoffers van een delict, bijna 22%, hadden te maken met een vermogensdelict. Dit betreft onder meer inbraak, fietsdiefstal of zakkenrollerij. Bijna 12% was slachtoffer van een geweldsdelict, waaronder seksuele delicten, mishandeling en bedreiging. Eén op de tien jongeren werd geconfronteerd met vandalisme.
(Bron: CBS, Paul de Winden/Landelijke Jeugdmonitor, Onveiligheidsgevoelens en slachtofferschap: jongeren (15 tot 25 jaar))
Een moeilijke jeugd is een stressfactor voor het leven
In haar oratie op 8 juni vroeg hoogleraar Stressgerelateerde psychopathologie Bernet Elzinga meer aandacht voor de effecten van een moeilijke jeugd op het ontstaan van stoornissen. Freud had een punt, al werkte hij het niet goed uit.
U stelt dat de huidige psychologische behandelingen voorbij gaan aan het effect van vroege levensgebeurtenissen. Waarom is dat bezwaarlijk? “De cognitieve gedragstherapie die nu meestal wordt ingezet om klachten te behandelen, is gericht op het hier en nu. Psychologen proberen de mechanismen te veranderen die klachten in stand houden, en zijn minder bezig om de ontstaansgeschiedenis ervan in kaart te brengen. Maar de manier waarop volwassenen naar zichzelf en anderen kijken, wordt sterk gekleurd door de ervaringen uit de eerste levensjaren. Daar is veel onderzoeksliteratuur over – denk bijvoorbeeld aan de negatieve effecten van onveilige gehechtheid – maar die wetenschap speelt geen rol in deze behandeling.”
Om welke levensgebeurtenissen gaat het dan? “Om fysieke en seksuele mishandeling, maar ook om emotionele verwaarlozing. Dan gaat het om ouders die onvoldoende aandacht hebben voor hun kind, en het stelselmatig emotioneel aan zijn lot overlaten. Het is voor een kind belangrijk dat het zich gezien en begrepen voelt, met name ook als het verdrietig is, gepest wordt, of iets ingrijpends als een aanranding meemaakt. Wanneer ouders daar niet goed op reageren, kan iemand van dit gebrek aan steun later meer last hebben dan van zo’n gebeurtenis zelf.”
Moeten psychologen nu à la Freud mensen weer op de divan leggen? “Freud had goed gezien dat vroege jeugdervaringen doorwerken in het latere leven, maar zijn ideeën over castratieangst en penisnijd moeten we zeker niet oprakelen. We weten nu dat ingrijpende levensgebeurtenissen ervoor kunnen zorgen dat iemands stresssysteem verkeerd kan worden afgesteld, en daar kun je je leven lang last van hebben. Met behulp van fMRI kunnen we dat ook in de hersenen zien: de emotiekernen van deze mensen zijn hypergevoelig, en hun prefrontale cortex – die betrokken is bij besluitvorming en het onderdrukken van impulsen – functioneert slechter dan die van niet-mishandelde mensen. Dit kan deels verklaren waarom mensen depressie- en angstklachten ontwikkelen.”
Niet iedereen die een rotjeugd heeft gehad, ontwikkelt psychische klachten. “Daarom is het belangrijk om ook factoren op te sporen die de veerkracht van mensen bepalen. Uit gegevens van NESDA (de grootschalige Nederlandse Studie naar Depressie en Angst) blijkt dat eenvijfde van de deelnemers ooit is mishandeld als kind, maar geen psychische klachten heeft. Het zou mooi zijn als we ook die beschermende factoren in kaart kunnen brengen. Op den duur moeten we ervoor zorgen dat mensen geen standaard behandelprotocol meer krijgen, zoals nu gebeurt, maar een behandeling op maat waarbij rekening wordt gehouden met de voorgeschiedenis en het hypergevoelige stresssysteem. Hopelijk kunnen we op deze manier mensen beter behandelen, want ongeveer de helft van de mensen met depressie- en angstklachten wordt met de huidige behandeling niet beter.”
(Bron: Universiteit Leiden, Malou van Hintum)
Mijndoelenstellen.nl het leven
Om gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen, is het nodig dat er sprake is van motivatie tot gedragsverandering en inzicht in wat men belangrijk vindt. Hulpverleners hebben echter wel eens te maken met hulpvragers die weliswaar beseffen dat er sprake is van een probleem, maar nog niet (voldoende) gemotiveerd zijn tot verandering en/of inzicht hebben in de doelen die ze willen bereiken.
Voor deze doelgroep is het soms lastig om een doel te formuleren. De hulpvrager weet wel ongeveer wat hij of zij wil bereiken, maar kan er de woorden niet goed aan geven of heeft moeite met het concretiseren van een doel.
www.Mijndoelenstellen.nl is een hulpmiddel om aan te geven wat de hulpvrager belangrijk vindt. In enkele minuten is er een overzicht dat hij of zij aan zichzelf kan mailen. Tevens kan de lijst direct aan een hulpverlener gemaild worden. De hulpverlener kan de lijst als input voor een volgend gesprek gebruiken.
Iedereen kan gratis gebruik maken van de website. Er zijn verschillende doelenkaarten voor verschillende doelgroepen. Sommige doelenkaarten zijn voor een specifieke training ontwikkeld, zoals die voor de online faalangsttraining van het schoolmaatschappelijk werk van Kwadraad en voor de cursus ‘vrienden’ van de jeugdreclassering in Noord-Limburg. Bij Kwadraad is het middel opgenomen in het Online Dossier dat steeds meer cliënten gebruiken
(Bron: E-hulp, Mijn doelen Stellen)
Tijd tussen ontstaan van een psychische aandoening en eerste zorgcontact
Resultaten van de ‘Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2’ (NEMESIS-2). Mevrouw M. Ten Have, mevrouw S. Van Dorsselaer en de heer R. De Graaf. Trimbos-instituut Utrecht.
Dit rapport gaat over het zoeken van hulp bij psychische aandoeningen. Het geeft antwoord op vragen als: in hoeverre zoeken mensen met een psychische aandoening hulp voor hun specifieke problemen? En als zij dit doen: hoeveel tijd verstrijkt er dan gemiddeld tussen het ontstaan van de psychische aandoening en het eerste zorgcontact daarvoor? Welke bevolkingsgroepen zoeken na het ontstaan van een psychische aandoening minder vaak en minder snel hulp? In hoeverre ervaren mensen baat bij de hulp voor hun psychische aandoening en hoeveel tijd is dat na het eerste zorgcontact? Voor beantwoording van deze en andere vragen is gebruik gemaakt van gegevens van de ‘Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2’ (NEMESIS-2), een representatief onderzoek onder volwassenen van 18-64 jaar in de algemene bevolking.
(Bron: Trimbos-instituut)
Dit rapport kunt u gratis downloaden via de website van het Trimbos-instituut, www.trimbos.nl
Gratis
lees meer