logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen - Abonneer je nu!

Introductie 'Praktijkgericht onderzoek'

Auteur: Hartger Wassink, Anneke Westerhuis,

Het is bijna een understatement om te zeggen dat ‘onderzoek’ een hot topic is in het onderwijsveld. Alle aspecten staan op de agenda, variërend van het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden bij basisschoolleerlingen tot het valoriseren van wetenschappelijk onderzoek door universiteiten. De stroom boeken en andere publicaties over praktijkgericht onderzoek is verweldigend en bijna niet meer bij te houden. Een van de kernthema’s van het lerarenbeleid is het doen van onderzoek door leraren. Voor ons als DNM-redactie een goede aanleiding om een stand van zaken op te maken. We stelden onszelf twee vragen. In de eerste plaats: wat is nu eigenlijk ‘onderzoek in de school’? En in de tweede plaats: hoe wordt er, op dit moment, vanuit verschillende perspectieven tegen onderzoek in de school aangekeken? Als het om deze laatste vraag gaat: in deze DNM komen veel perspectieven aan bod. Auteurs kijken naar onderzoek vanuit het perspectief van onderzoekers, maar ook van schoolleiders, docenten, leerlingen en beleidsmakers. Stemmen in de veelheid van perspectieven ook de verwachtingen overeen? Wat is onderzoek? In deze inleiding gaan we in op de eerste vraag die we ons gesteld hadden: wat verstaan we onder onderzoek in de school? Wat is onderzoek precies? Waarin verschilt onderzoek van leren of van reflecteren? Enkele bijdragen gaan in op deze vraag. Onderzoek wordt daarin op verschillende manieren en op basis van verschillende criteria ingedeeld. Wat echter enigszins onderbelicht blijft, is het antwoord op de vraag naar criteria voor ‘goed onderzoek’. Zoals bij veel onderwerpen het geval is, kun je de grenzen breder of juist smaller trekken. Wij zijn geneigd de grens wat smaller te trekken. Wij vinden bijvoorbeeld dat allerlei vormen van reflectie niet onder de noemer ‘onderzoek’ moeten worden gebracht. Volgens ons gaan de criteria voor goed onderzoek ook verder dan het laagdrempelig maken van het meedoen aan onderzoek. Onderzoek doen heeft een ambachtelijke component, die meer vraagt dan alleen het hebben van een ‘onderzoekende houding’, hoe belangrijk die ook is. In een recente special van het tijdschrift Didactief over praktijkgericht onderzoek stellen De Jong & Haring (2013) dat onderscheidend voor goed onderzoek is, dat ‘iemand anders ervan kan zeggen dat het níet waar is’. Anderen moeten dus de gelegenheid krijgen kritiek te uiten op je onderzoek. Daartoe zul je het naar buiten moeten brengen. Dit is een interessante stelling. Praktijkonderzoek is populair omdat het scholen, docenten en anderen nieuwe instrumenten en inzichten geeft het onderwijs te verbeteren. De opbrengst staat centraal. Maar goed onderzoek laat zich ook controleren: het proces moet inzichtelijk zijn en de instrumenten doordacht gekozen. Of onderzoek dan ‘zuiver’ wetenschappelijk is of meer praktijkgericht, positivistisch of meer (kritisch)interpretatief, kwalitatief of kwantitatief, welk onderscheid je ook bedenkt, naar ons idee maakt dat voor de kwaliteit van het onderzoek niet uit. Evenmin zou dat uit moeten maken voor de praktische bruikbaarheid ervan. Er kan heel ‘hard’, zuiver wetenschappelijk onderzoek gedaan worden, dat toch grote bruikbaarheid heeft voor de dagelijkse praktijk. Denk bijvoorbeeld aan het onderzoek naar cognitieve processen en het gebruik van intuïtieve kennis van Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman, waar onder andere Kees van der Wolf in deze DNM over schrijft. En aan de andere kant kan heel toegepast, zeer context specifiek, kwalitatief onderzoek uiteindelijk maar weinig bruikbare resultaten opleveren. Als dat zo is komt dat bijna altijd doordat het onvoldoende systematisch is opgezet en de instrumenten on zorgvuldig zijn gekozen, of het nu om vragenlijsten, interviews of observaties gaat. Gelukkig beseffen de meeste schoolleiders en leraren dat wanneer ze met onderzoek in de school aan de slag gaan. Er wordt ook steeds meer aandacht besteed aan de kwaliteit van het onderzoek, de methodologie en de inbedding in het beleid van de school. Onderzoek en onderwijsproces  Een ander aspect dat aandacht vraagt is de verbinding van onderzoek met het onderwijsproces. Het artikel van Verbeek gaat in op het betrekken van leerlingen bij onderzoek in de school. Vaak hebben onderzoeksprojecten voor leerlingen alleen een onderwijskundig doel binnen het curriculum. Een vergelijkbaar proces is zichtbaar in de lerarenopleidingen, waar studenten onderzoek verrichten als leraar-in-opleiding, maar waarbij de verbinding met het onderzoeksprogramma van de faculteit lang niet altijd aanwezig is. Daar is op zich niets mis mee, maar onderzoek raakt pas echt verweven in het kernproces van de instelling, als het onderzoek met en door leraren direct verbonden is met onderzoek dat door leerlingen en studenten (mede) uitgevoerd wordt. Onderzoek door leraren heeft zich de afgelopen tien jaar in eerste instantie ontwikkeld als instrument voor professionalisering van leraren. Van der Steen & Oolbekkink en Kaldewaij, laten zien dat dat aspect langzamerhand plaatsmaakt voor de inbedding van onderzoek in de schoolontwikkeling in brede zin. Leraren en onderzoekers werken steeds meer samen als partners. Dat daarmee de kloof tussen onderzoek en praktijk verkleind wordt, wordt duidelijk in het hoofdstuk van de Vries e.a.. De casus over Landstede laat het ook zien. Steeds duidelijker wordt ook dat de rol van de schoolleiding is om ervoor te zorgen dat deze inbedding tot stand komt. Geijsel, Van Eck en Volman gaan hier nader op in. Schoolleiders zien de meerwaarde van onderzoek door leraren zelf, net zoals op veel scholen door leraren het onderzoek doen met en door leerlingen steeds verder ontwikkeld wordt. Het is interessant te volgen of en hoe onderzoek en schoolontwikkeling de komende jaren verder verbonden raken met onderzoek als onderwijselement. Het lijkt erop dat deze stap nog gezet moet worden. Als dat ook lukt, wordt niet alleen de kloof tussen onderzoekers en leraren kleiner, maar ook die tussen leraren en leerlingen. Daarmee is de cirkel pas echt rond! Referentie De Jong, P. & B. Haring (2013). Op-zoeken, uitzoeken, on-derzoeken. In: Smeets, M., D. Lockhorst & P. de Jong, Schoolontwikkeling onderzocht. Samenwerking scholen & onderzoekers in beeld. Didactief Special, 43, 8, p.3.
Gratis
lees meer

Signalement

Gelezen: Rob de Lange, Hans Schuman & Nicolina Montesano Montessori (2010). Praktijkgericht onderzoek voor reflectieve professionals. Garant. Zoals in het funderend onderwijs academische opleidingsscholen een katalysator voor onderzoek in de school zijn geweest, zo hebben op hogescholen de lectoraten een impuls aan het praktijkgerichte onderzoek gegeven. De auteurs van dit boek schrijven dan ook vanuit die context, maar het boek is evengoed geschikt voor andere onderwijssectoren. Het boek opent met een onderscheid in drie onderzoeksparadigma’s: het positivistische, het interpretatieve en het kritisch-emancipatoire. De stelling is vervolgens dat het niet uitmaakt welk paradigma je kiest, als je maar consequent bent in je aanpak. Dat betekent dat dit boek, meer dan de andere boeken elders in dit nummer besproken, verschillende onderzoeksstrategieën naast elkaar zet, zoals actieonderzoek, ontwerponderzoek, case study’s of vragenlijstonderzoek. Dat is verhelderend, omdat praktijkonderzoek maar al te vaak wordt geassocieerd met kwalitatief onderzoek. Dat hoeft dus niet. Daarom besteedt het boek ook aandacht aan het werken met cijfermatige data en het doen van statistische analyses. Voor wie dit wellicht wat weg is gezakt sinds de opleiding, is dit een nuttig hoofdstuk, ook om ander onderzoek goed te kunnen begrijpen en te beoordelen. Gelezen: Joan van Aken & Daan Andriessen (red.)(2011).  Handboek ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek. Wetenschap met effect. Boom/Lemma. Joan van Aken is hoogleraar aan de Technische Universiteit Eindhoven en Daan Andriessen is lector Methodologie van praktijkgericht onderzoek aan de Hogeschool Utrecht. Beiden komen uit een academische context en dat is te merken aan de bijdragen die zij in dit boek verzameld hebben. Het zijn veelal gepromoveerde schrijvers, waarvan een flink deel aan een universiteit of hogeschool werkt. Dat betekent overigens niet dat het boek vooral academisch gericht is, integendeel. Het sterke punt van dit boek is het heldere onderscheid tussen kennisstroom en praktijkstroom, inclusief een uitgewerkt begrippen kader, waarmee verschillende onderdelen van het onderzoeksproces benoemd kunnen worden. Op die manier maken ze inderdaad de pretentie waar, om wetenschappelijk verantwoord onderzoek in de praktijk te kunnen doen. Wie op zoek is naar praktische handreikingen voor het voorbereiden van een interview of voor observatieschema, kan beter een ander boek zoeken. Maar dit boek is een zeldzame poging om een coherente, zorgvuldige onderbouwing te geven van praktijkonderzoek dat de toets van wetenschappelijke criteria kan doorstaan. Gelezen: Wouter Schenke, Femke Geijsel, Edith van Eck e.a. (2014).  Werken op dezelfde golflengte. Scholen en onderzoekers werken samen aan onderzoek. VO-raad. Ondanks de bescheiden omvang en opzet, is deze brochure van de VO-raad toch interessant, vanwege het specifieke thema. In enkele hoofdstukken wordt ingegaan op samenwerking tussen onderzoekers en scholen. Een hoofdstuk, waarvan een bewerking in deze DNM dat is opgenomen (Geijsel, Van Eck en Volman) gaat zelfs speciaal in op de rol van de leidinggevende. Dat is geen overbodige luxe, omdat het voor bestuurders en leidinggevenden vaak nog even zoeken is wat ze precies met onderzoek in de school kunnen. En als ze weten dat het belangrijk is, en dat ze er wat mee willen, blijken onderzoekers bij de uitvoering soms, vanuit het perspectief van de school, ‘lastige’ eisen te stellen. Alle reden om goed na te denken over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden en hier vooraf goede afspraken over te maken. Met deze brochure als leidraad kunnen op dat vlak de belangrijkste problemen rond scheeflopende verwachtingen voorkomen worden. Gelezen: Ferdi Migchelbrink (2013). Handboek praktijkgericht onderzoek. Zorg, welzijn, wonen en werken. SWP. In onderwijsland een onbekende naam, maar in de sectoren uit de ondertitel is Migchelbrink een bekende auteur op het gebied van praktijkgericht onderzoek. Zijn eerste boek hierover verscheen in 1996 en dit is een geheel nieuw boek, dat zeker ook bruikbaar is in een onderwijscontext. Praktische bruikbaarheid staat in dit boek voorop. Wie op zoek is naar diepgaande beschouwingen over epistemologie of uitgebreide methodologische bespiegelingen, wordt teleurgesteld. Het boek is, als handboek, dan ook vooral een naslagwerk om bij het uitvoeren van het onderzoek een indruk te krijgen van mogelijke aanpakken. En vervolgens, als er een keuze is gemaakt, heel concrete tips en aanwijzingen te krijgen om dit onderzoek ook zo uit te voeren. Alle mogelijke onderzoeksstrategieën (kwalitatief, kwantitatief, narratief, evidence-based, enzovoorts) worden besproken, net als een breed spectrum aan onderzoeksinstrumenten (onder andere interviews, observaties, groepsgesprekken en zelfs Twitter en Facebook). Het lijstje aanbevolen literatuur maakt dit handboek compleet. Gelezen: Petra Ponte (2012). Onderwijs en onderzoek van eigen makelij. Onderzoek met en door leraren.  Boom/Lemma. Als het over praktijkgericht onderzoek gaat, valt al snel de term ‘actieonderzoek’. Die twee termen zijn bepaald geen synoniemen, maar feit is wel dat actieonderzoek een populaire strategie is voor onderzoek dat met en door leraren in de school gedaan wordt. Als het om actieonderzoek gaat, dan is Petra Ponte al jaren de onbetwiste autoriteit.Haar eerste boek over actieonderzoek Onderwijs van eigen makelij verscheen in 2002. In 2012 verscheen de opvolger Onderwijs en onderzoek van eigen makelij. Het biedt een theoretische, grondige onderbouwing van actieonderzoek, en praktische handreikingen voor het uitvoeren en rapporteren van het onderzoek.Actieonderzoek onderscheidt zich van andere vormen, doordat degenen over wie het onderzoek gaat, direct als uitvoerenden in het onderzoek betrokken worden. Verder wordt bij actieonderzoek al tijdens het doen van het onderzoek gewerkt aan het verbeteren van de praktijk, in plaats van dit nog eens te gaan doen na afloop van het onderzoek.Ook als die fundamentele keuze voor deze aanpak niet gemaakt wordt, biedt het boek meer dan genoeg bruikbare handreikingen om onderzoek in de school methodologisch op een hoger plan te brengen en beter in te bedden in het lopende schoolbeleid. Gelezen: Cyrilla van der Donk & Bas van Lanen (2012). Praktijkonderzoek in de school. Coutinho. Dit is een van de meest gebruikte boeken voor onderzoeksprojecten in scholen. In hun benadering sluiten Van der Donk en Van Lanen aan bij de stroming die praktijkgericht onderzoek vooral benadert als ontwerponderzoek. Sterke punt van hun benadering is de consequente indeling van ieder onderzoeksproces, hoe groot of klein ook in zes kernactiviteiten voor praktijkonderzoek. De hoofdstukken van het boek volgen deze zes kernactiviteiten en bieden zo een glashelder houvast voor het opzetten en uitvoeren van een onderzoeksproject.De ontwerpgerichte benadering zorgt ervoor dat het uiteindelijk resultaat voor de praktijk nooit uit het oog verloren wordt. Specifiek wordt aandacht besteed aan de school als onderzoeks- en innovatiecontext, met alle voetangels en klemmen die dat met zich mee kan brengen. Het boek maakt minder ruimte voor theoretische en methodologische bespiegelingen. Wat er besproken wordt, is vooral gericht op praktische bruikbaarheid. Het is in die zin echt een handboek voor de praktijk, en minder het naslagwerk waarmee ook bepaalde fundamentele keuzes voor het onderzoeksontwerp verantwoord kunnen worden.
Gratis
lees meer

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper