logo-professioneel-begeleiden logo-professioneel-begeleiden
Filters

Alle artikelen - Abonneer je nu!

Introductie 'Middelbaar Beroepsonderwijs'

Auteur: Renée van Schoonhoven, Pieter Leenheer, Peter Smets

Werken in en voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is een van de mooiste dingen die je in ons onderwijsbestel kunt doen, zeker als je gevoel hebt voor praktijkgerichtheid, concreet leren en producten maken. Want in het mbo leren studenten in en voor de beroepspraktijk. Ze leren van waarde te zijn in een organisatie, in een vak of ambacht. Wat is er mooier dan dat! Niet voor niets zijn veel docenten, teamleiders en andere mensen die in het mbo werkzaam zijn, enthousiast over hun opleiding, de studenten en de sector. Maar wat moeten deze enthousiaste mensen met regelmatig terugkerende uitspraken van politici of andere bobo’s, dat het mbo kwalitatief niet goed is, verzuurd is en niet innoveert? Meestal volgt op zo’n uitspraak direct het voorstel dat de ambachtsschool moet terugkomen, dat de roc’s opgedeeld moeten worden of de mts weer moet worden ingevoerd. Onlangs nog deed minister Bussemaker een duit in dat zakje, toen zij aangaf dat de meester-gezelroutes weer mogelijk zouden moeten zijn. Dergelijke oproepen wekken de suggestie dat het huidige mbo niet vakgericht is. Een onterechte suggestie, omdat je bijvoorbeeld bij de jaarlijkse vakwedstrijden Skills Masters ziet dat het mbo ook zonder die ambachtsscholen en nieuwe leerroutes, al volop vakgericht is. En wat moeten zij aan met beleidsnota’s van het departement waarin verbetering op verbetering wordt aangekondigd, zoals het recente voorstel tot het invoeren van mbo-colleges en mbo-samenwerkingsscholen? Het mbo werkt toch al volgens het principe van ‘klein binnen groot’ en het slaagt er toch goed in om elke locatie een eigen gezicht te geven en tot een onderwijshuis voor de studenten te maken waarin zij zich veilig voelen? Tegen de achtergrond van dit soort beelden over het mbo in de landelijke politiek en de media, de veelheid aan beleidsvoorstellen en de mate waarin dat verwondering wekt in de instellingen zelf, merken wij dat de behoefte toeneemt aan overzicht. Want: wat was nu feitelijk de ontwikkelingsgang van het mbo in de achterliggende decennia? Wat was de bedoeling van onder meer de roc-vorming en waarom werkt toegewerkt naar schaalvergroting? Welke rol speelde en speelt het bedrijfsleven, vooral als het gaat om stages? Hoe kwam de kwalificatiestructuur in het mbo tot stand en wie bewaakte wanneer de kwaliteit van de examens? Zo maar enkele vragen die kunnen rijzen en die kunnen worden beantwoord op basis van meer overzicht over wat er feitelijk is gebeurd. Zo’n overzicht biedt namelijk ook een basis om verder te kijken en een ontwikkelingsrichting aan te geven voor de nabije toekomst. Voor de lezers die behoefte hebben aan een dergelijk overzicht is dit themadeel gemaakt. Opbouw Eerst wordt bij wijze van introductie aan de hand van een verhaal van een mbo-docent uiteengezet wat zich in de afgelopen twee tot drie decennia zoal in deze sector heeft afgespeeld. Het verhaal bevat veel elementen die illustratief zijn voor de geschiedenis van het mbo in deze periode, reden waarom we er mee beginnen. In de bijdrage die daarop volgt, zetten we de schijnwerper op de wetgevingsgeschiedenis. In elk van de onderwijswetten die sinds pakweg 1850 het licht zagen en die raakten aan de regulering van het beroepsonderwijs, zijn keuzen gemaakt over de rolverdeling tussen overheid, bedrijfsleven en scholen. Deze keuzen werken vandaag de dag nog steeds door in het beroepsonderwijs. Daarna staan we stil bij drie thema’s die vanaf 1996 in het beleid belangrijk zijn geweest. Allereerst de maalstroom aan ontwikkelingen die zich heeft voorgedaan op het vlak van de kwalificatiestructuur van het mbo; nog steeds is dat in beweging en nog steeds spelen er prangende vragen. Vervolgens het idee om in regionale opleidingencentra (roc’s) het mbo te combineren met volwassenonderwijs en educatie. Een beleidsmatig experiment dat door de loop der dingen op een jammerlijke mislukking is uitgelopen. Aan dit deel van de geschiedenis kunnen we zien dat beleid en politiek bepalen wat de breedte van de doelgroep is die de instellingen moeten opvangen; dit kan tot verruiming en versmalling van breedte leiden. Aansluitend is er het verhaal van de schaalgrootte in het mbo: is het nu zo dat die enorme roc’s zijn ontstaan door grootheidswaanzin van colleges van bestuur die elkaar de loef af probeerden te steken door almaar groter te worden, of speelden andere factoren een rol? Ten slotte is er nog een trauma op het schoolbestuurlijk vlak: de casus Amarantis. Deze casus heeft de vraag doen rijzen of mbo-instellingen überhaupt wel bestuurbaar zijn. Ook op deze casus wordt in dit themanummer ingegaan. Ten slotte vatten we in de laatste bijdrage de hoofdlijnen samen en staan we stil bij de vraag: hoe gaat dit nu verder? Waar staat het mbo over twintig jaar? Totstandkoming Aan dit themanummer is vanaf begin 2013 gewerkt. Over het oorspronkelijke idee voor zo’n nummer hebben veel gesprekken plaatsgevonden tussen Renée van Schoonhoven (uiteindelijke hoofdauteur), Pieter Leenheer (meelezer en redacteur) en Peter Smets (initiator, meedenker en auteur van de bijdrage over schaalgrootte). Ook gesprekken met diverse (voormalige) mbo-docenten, waaronder Evelien Polter en Annemieke van Selm, hebben aan dit themanummer ten grondslag gelegen. Renée van Schoonhoven is zelfstandig onderzoeker en is tevens als docent verbonden aan de afdeling Staats- en bestuursrecht/faculteit Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit. E-mail: rvanschoonhoven@actisadvies.nl. Pieter Leenheer is redacteur van De Nieuwe Meso. E-mail: pieter.leenheer@planet.nl. Peter Smets was werkzaam als zelfstandig adviseur en onderzoeker in het onderwijs.
Gratis
lees meer

Praktijkgericht onderzoek (volledige uitgave, 20 artikelen)

INHOUD THEMA 'PRAKTIJKGERICHT ONDERZOEK' (juni 2014) Focus op.... Ontwikkelingen rondom onderzoek in de school, Janneke van der Steen & Helma Oolbekkink Leidinggeven aan onderzoek in de school, Femke Geijsel, Edith van Eck & Monique Volman Naar een duurzame academische basisschool. Het belang van teambetrokkenheid, Bregje de Vries, Martine Derks & Wim Folker Leerlingen als medeonderzoekers. Mogelijkheden en kansen voor verticale en horizontale verantwoording, Gijs Verbeek Van theorie naar ‘werken in het wild’, Kees van der Wolf Onderzoek en de onderwijspraktijk in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs, Jelle Kaldewaij Rubrieken: - Buitenland, Rudi Schollaert - Bouwen aan een onderzoekscultuur in het mbo, Anneke Westerhuis - Signalementen De Nieuwe Meso Strip, Pieter Leenheer Hoe schoolleiders al doende blijven leren, Pieter Leenheer Scholen en het creëren van maatschappelijke meerwaarde, Berit Lindemann, Kim van Eijck en Marlies Honingh Maken we ons verstand kapot met computers?, Gerritjan van Luin De impact van life events op persoonlijk leiderschap, Freerk Wortelboer Hoe zit het met uw... Ecologie Je bent jong en je wordt schoolleider Buitenland Boekbespreking Boeksignalementen Redactioneel De vele positieve reacties die we hebben gekregen naar aanleiding van het eerste nummer van De Nieuwe Meso hebben onze motivatie om een mooi blad te maken voor schoolleiders en –bestuurders alleen nog maar vergroot. Het is fijn om van ‘oude’ en ‘nieuwe’ lezers terug te krijgen dat iets dat we als redactie hebben bedacht, in de praktijk ook aanslaat. Natuurlijk waren er ook punten van kritiek, bijvoorbeeld over de toegankelijkheid van het blad. Niet voor iedereen was duidelijk dat het eerste deel van DNM - ‘Focus op …’ bedoeld is als voortzetting van de boekjesreeks Meso Focus, net zoals het tweede deel van DNM feitelijk het oude vertrouwde Meso Magazine is. Met het oog hierop hebben we in DNM 2 enkele technische verbeteringen aangebracht, die de toegankelijkheid hopelijk ten goede komen. Veel zal daarbij overigens afhangen van hoe u als lezer kennis neemt van De Nieuwe Meso: in gedrukte vorm of langs digitale weg? Onder meer vanuit kostenoogpunt was het de bedoeling dat het eerste nummer van DNM ook meteen het laatste papieren nummer zou zijn. Iedereen die we erover spreken, zien het digitaal uitgeven van DNM ook als een logische stap, tegelijkertijd merken we dat er nog veel lezers zijn die de voorkeur geven aan een papieren uitgave. Gelukkig is onze uitgever erin geslaagd financiële middelen te verwerven waarmee een papieren uitgave nog minstens een jaar mogelijk blijft. Ondertussen blijven we uw inbreng zeer op prijs stellen, niet alleen als lezer maar ook als schrijver. Mocht u naar aanleiding van uw werkzaamheden als schoolleider of -bestuurder, of als adviseur of onderzoeker lopen te broeden op idee voor een artikel, neem gerust contact met ons op. Met u onderzoeken we graag hoe we vanuit dat idee kunnen komen tot een artikel voor een van de eerstvolgende nummers van DNM.

€ 6,95

Introductie 'Praktijkgericht onderzoek'

Auteur: Hartger Wassink, Anneke Westerhuis,

Het is bijna een understatement om te zeggen dat ‘onderzoek’ een hot topic is in het onderwijsveld. Alle aspecten staan op de agenda, variërend van het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden bij basisschoolleerlingen tot het valoriseren van wetenschappelijk onderzoek door universiteiten. De stroom boeken en andere publicaties over praktijkgericht onderzoek is verweldigend en bijna niet meer bij te houden. Een van de kernthema’s van het lerarenbeleid is het doen van onderzoek door leraren. Voor ons als DNM-redactie een goede aanleiding om een stand van zaken op te maken. We stelden onszelf twee vragen. In de eerste plaats: wat is nu eigenlijk ‘onderzoek in de school’? En in de tweede plaats: hoe wordt er, op dit moment, vanuit verschillende perspectieven tegen onderzoek in de school aangekeken? Als het om deze laatste vraag gaat: in deze DNM komen veel perspectieven aan bod. Auteurs kijken naar onderzoek vanuit het perspectief van onderzoekers, maar ook van schoolleiders, docenten, leerlingen en beleidsmakers. Stemmen in de veelheid van perspectieven ook de verwachtingen overeen? Wat is onderzoek? In deze inleiding gaan we in op de eerste vraag die we ons gesteld hadden: wat verstaan we onder onderzoek in de school? Wat is onderzoek precies? Waarin verschilt onderzoek van leren of van reflecteren? Enkele bijdragen gaan in op deze vraag. Onderzoek wordt daarin op verschillende manieren en op basis van verschillende criteria ingedeeld. Wat echter enigszins onderbelicht blijft, is het antwoord op de vraag naar criteria voor ‘goed onderzoek’. Zoals bij veel onderwerpen het geval is, kun je de grenzen breder of juist smaller trekken. Wij zijn geneigd de grens wat smaller te trekken. Wij vinden bijvoorbeeld dat allerlei vormen van reflectie niet onder de noemer ‘onderzoek’ moeten worden gebracht. Volgens ons gaan de criteria voor goed onderzoek ook verder dan het laagdrempelig maken van het meedoen aan onderzoek. Onderzoek doen heeft een ambachtelijke component, die meer vraagt dan alleen het hebben van een ‘onderzoekende houding’, hoe belangrijk die ook is. In een recente special van het tijdschrift Didactief over praktijkgericht onderzoek stellen De Jong & Haring (2013) dat onderscheidend voor goed onderzoek is, dat ‘iemand anders ervan kan zeggen dat het níet waar is’. Anderen moeten dus de gelegenheid krijgen kritiek te uiten op je onderzoek. Daartoe zul je het naar buiten moeten brengen. Dit is een interessante stelling. Praktijkonderzoek is populair omdat het scholen, docenten en anderen nieuwe instrumenten en inzichten geeft het onderwijs te verbeteren. De opbrengst staat centraal. Maar goed onderzoek laat zich ook controleren: het proces moet inzichtelijk zijn en de instrumenten doordacht gekozen. Of onderzoek dan ‘zuiver’ wetenschappelijk is of meer praktijkgericht, positivistisch of meer (kritisch)interpretatief, kwalitatief of kwantitatief, welk onderscheid je ook bedenkt, naar ons idee maakt dat voor de kwaliteit van het onderzoek niet uit. Evenmin zou dat uit moeten maken voor de praktische bruikbaarheid ervan. Er kan heel ‘hard’, zuiver wetenschappelijk onderzoek gedaan worden, dat toch grote bruikbaarheid heeft voor de dagelijkse praktijk. Denk bijvoorbeeld aan het onderzoek naar cognitieve processen en het gebruik van intuïtieve kennis van Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman, waar onder andere Kees van der Wolf in deze DNM over schrijft. En aan de andere kant kan heel toegepast, zeer context specifiek, kwalitatief onderzoek uiteindelijk maar weinig bruikbare resultaten opleveren. Als dat zo is komt dat bijna altijd doordat het onvoldoende systematisch is opgezet en de instrumenten on zorgvuldig zijn gekozen, of het nu om vragenlijsten, interviews of observaties gaat. Gelukkig beseffen de meeste schoolleiders en leraren dat wanneer ze met onderzoek in de school aan de slag gaan. Er wordt ook steeds meer aandacht besteed aan de kwaliteit van het onderzoek, de methodologie en de inbedding in het beleid van de school. Onderzoek en onderwijsproces  Een ander aspect dat aandacht vraagt is de verbinding van onderzoek met het onderwijsproces. Het artikel van Verbeek gaat in op het betrekken van leerlingen bij onderzoek in de school. Vaak hebben onderzoeksprojecten voor leerlingen alleen een onderwijskundig doel binnen het curriculum. Een vergelijkbaar proces is zichtbaar in de lerarenopleidingen, waar studenten onderzoek verrichten als leraar-in-opleiding, maar waarbij de verbinding met het onderzoeksprogramma van de faculteit lang niet altijd aanwezig is. Daar is op zich niets mis mee, maar onderzoek raakt pas echt verweven in het kernproces van de instelling, als het onderzoek met en door leraren direct verbonden is met onderzoek dat door leerlingen en studenten (mede) uitgevoerd wordt. Onderzoek door leraren heeft zich de afgelopen tien jaar in eerste instantie ontwikkeld als instrument voor professionalisering van leraren. Van der Steen & Oolbekkink en Kaldewaij, laten zien dat dat aspect langzamerhand plaatsmaakt voor de inbedding van onderzoek in de schoolontwikkeling in brede zin. Leraren en onderzoekers werken steeds meer samen als partners. Dat daarmee de kloof tussen onderzoek en praktijk verkleind wordt, wordt duidelijk in het hoofdstuk van de Vries e.a.. De casus over Landstede laat het ook zien. Steeds duidelijker wordt ook dat de rol van de schoolleiding is om ervoor te zorgen dat deze inbedding tot stand komt. Geijsel, Van Eck en Volman gaan hier nader op in. Schoolleiders zien de meerwaarde van onderzoek door leraren zelf, net zoals op veel scholen door leraren het onderzoek doen met en door leerlingen steeds verder ontwikkeld wordt. Het is interessant te volgen of en hoe onderzoek en schoolontwikkeling de komende jaren verder verbonden raken met onderzoek als onderwijselement. Het lijkt erop dat deze stap nog gezet moet worden. Als dat ook lukt, wordt niet alleen de kloof tussen onderzoekers en leraren kleiner, maar ook die tussen leraren en leerlingen. Daarmee is de cirkel pas echt rond! Referentie De Jong, P. & B. Haring (2013). Op-zoeken, uitzoeken, on-derzoeken. In: Smeets, M., D. Lockhorst & P. de Jong, Schoolontwikkeling onderzocht. Samenwerking scholen & onderzoekers in beeld. Didactief Special, 43, 8, p.3.
Gratis
lees meer

Schrijf je in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte!

Op weg naar ruimte en vrijheid

Crisis als aanleiding om inzicht te vergroten in (je) identiteitswerk

Datum:
Locatie:

Download gratis deze white paper