Onlangs reed ik bijna een jongen aan. Hij moet zo’n zestien jaar geweest zijn. Ik sla linksaf en in één keer zie ik hem naast me aan mijn linkerkant. Hij wilde blijkbaar rechtdoor. Met alle macht trap ik op de rem. Mijn auto komt schokkend tot stilstand. Mijn hart zit in mijn keel en ik doe direct mijn raam open. “Je hebt me niet geraakt, je hebt me niet geraakt!” zegt hij, zichtbaar geschrokken en van slag. In een impuls doet hij iets wat ik niet had verwacht. Hij steekt zijn hand uit, door mijn raam heen. Ik beantwoord zijn hand en we houden iets langer vast dan je normaal zou doen. Alsof we even zonder woorden elkaar bevestigden: we zijn allebei in orde. Via de hand kon hij weer terugkomen in zijn lijf en ik in het mijne. Tot slot kijk ik hem aan en vraag of hij echt oké is. Hij bevestigt en we vervolgen allebei onze weg.