Succes en gezondheid zijn begerenswaardige zaken. Geen wonder dat mensen daar sinds mensenheugenis naar streven. Vaak gaat dat niet van een leien dakje. Het helpt dan als de omstandigheden gunstig voor je uitvallen, de mensen om je heen je vriendelijk gezind zijn en je omgeving genoeg stimulansen biedt om je aan op te trekken of creatief tegen af te zetten. Het helpt ook als je toevallig op een gunstig genenpakketje mag bogen en in een ‘goed nest’ geboren bent. Dat heb je niet allemaal in de hand, dus moet je het tij wel een beetje mee hebben.
Van oorsprong verwijzen de woorden ‘succes’ en ‘gezondheid’ naar een ‘gelukkig bestaan, zowel mentaal als fysiek’. Maar de betekenis van die woorden is geleidelijk verschoven. Tegenwoordig worden succes en gezondheid veeleer opgevat als ‘producten van persoonlijke, liefst bewuste en doelgerichte inspanning’. Zo komt de zorg voor en het onderhoud van de gezondheid meer dan voorheen voor verantwoordelijkheid van het individu. En, mocht het misgaan, en de regering haar zin krijgen, ook nog zo veel mogelijk voor diens rekening.
Keuze
Gezondheid is heden ten dage een keuze en koopwaar bovendien. Dat vindt Trudy Dehue, hoogleraar wetenschapsfilosofie aande Rijksuniversiteit Groningen. “Gezondheid”, zo stelt ze in een recent interview (Köhler, 2014), “is te koop. En je moet zelf kiezen of je gezond wil blijven. Overheid en ziektekostenverzekeraars vinden dat we (zelf) aan preventie moeten doen. Sporten. Bewegen. Niet te veel eten.” En zo zien we hoe een deel van het mensdom – vooral zij die het niet echt nodig hebben – zich preventief behangt met sensoren, zodat men direct kan meten of men wel op en top fit is, of dat er toch een donker ziektewolkje aan komt drijven. Zelfzorg moet. Want het ligt aan ons. Stomme pech telt niet, net zo min als een gebrekkige opvoeding, een nare omgeving, een beperkt verstand, een krakkemikkig gestel, of de gevolgen van ongezond werk dat men om den brode niet kan weigeren. We zijn, kortom, verplicht het lot in eigen hand te nemen, zoals de ondertitel luidt van Dehue’s (2010) beroemd geworden boek over de depressie-epidemie die sinds kort over Europa raast.
Leefstijlbeleid
Met de verschijning van haar laatste boek ‘Betere mensen’ deed Dehue (2014) dit jaar opnieuw van zich spreken. Opnieuw is haar boodschap krachtig, helder en niet bijzonder aangenaam. Als gevolg van een complexe combinatie van maatschappelijke ontwikkelingen is het nu de ‘verweesde burger’ die de volledige last van zijn succes of falen, en van zijn gezondheid of ziekte, heeft te dragen. Dehue ontmaskert deze schijnbaar zo emancipatoire ontwikkeling als de minder fraaie achterkant van individualisering, en bespreekt in extenso de ideologische vooronderstellingen die erachter schuilgaan. Uitvoerig beschrijft ze hoe wetenschap en industrie dicteren wat gezond is, en hoe vervolgens de overheid de burger verantwoordelijk stelt voor het tijdig inkopen en consumeren van alle pillen of diensten die de gezondheid herstellen of, liever nog, preventief tot grote hoogte opvoeren. Omstandigheden tellen niet. Collectieve gezondheidszorg of overheidszorg voor een hygiënisch milieu zijn ‘niet meer van deze tijd’. De burger is immers mondig, goed opgeleid en zeer wel in staat om voor zichzelf te zorgen. Daar is de overheid niet bij nodig. Maar hoe komen dit soort opvattingen over ziekte en gezondheid eigenlijk tot stand? Dehue voert ons in zeven hoofdstukken langs invloeden die uitgaan van wetenschappelijke modellen en diagnostische categorieën (zoals DSM-5), van de biologische psychiatrie, van de geneesmiddelenreclame en van het ‘leefstijlbeleid’ zoals dat door de overheid wordt gevoerd. Als voorbeeld behandelt zij de spectaculaire opkomst van ADHD bij volwassenen; een relatief nieuw, snel om zich heen grijpend verschijnsel waar dikke vraagtekens achter te plaatsten zijn.
Noblesse oblige
‘Betere mensen’ is, hoewel goed geschreven, geen gemakkelijk boek. De strikte redeneertrant, de zorgvuldige wetenschapstheoretische onderbouwing en de uitvoerige documentatie vereisen van de lezer aandacht en doorzettingsvermogen. Maar al lezend word je wel een stuk wijzer.
Wat Dehue te zeggen heeft is zonder meer relevant voor coaches. Naar mijn indruk beweegt coaching zich namelijk meer en meer op het hellende vlak tussen gezondheid en ziekte, zoals blijkt uit de opkomst van preventief en curatief coachen bij stressverschijnselen en burn-out. Daar komen verschuivingen in de aanbodzijde nog bij. Het aantal psychotherapeuten dat zich – vanwege de afnemende vraag naar therapie, of om verzekeringstechnische redenen – op de coachingsmarkt begeeft, neemt snel toe. Zo maken coaches deel uit van een complex weefsel van opvattingen en praktijken, die van invloed zijn op de perceptie van succes en gezondheid. Daarmee zijn ze principieel medeverantwoordelijk; ook voor de ontsporingen waar Dehue de aandacht op vestigt. Het is nodig om daarvan op de hoogte te zijn. Noblesse oblige. ■
Sijtze de Roos is President van ANSE en redactielid van het Tijdschrift voor Coaching.
Literatuur
• Dehue, T. (2014). Betere mensen: Over gezondheid als keuze en koopwaar. Amsterdam/Antwerpen: Augustus.
• Dehue, T. (2010). De depressie-epidemie: Over de plicht het lot in eigen hand te nemen (8e dr.). Amsterdam/Antwerpen: Augustus.
• Köhler, W. (2014). Lang leve de afwijking: Interview met Trudy Dehue. In: NRC-Handelsblad 14 juni 2014, pp. W4-W5.