Wie ben ik en zo ja, hoeveel?
Een filosofische reis
Richard David Precht. Nieuw Amsterdam, 2008. (3e druk 2010). ISBN 978 90 468 0478 0
Richard David Precht is filosoof en schrijver, maar zijn boek over filosofie is anders dan alle andere. Het is een uitnodiging om vrolijk en speels na te denken over het avontuur ‘leven’.
Een uitdagende en mysterieuze titel: Wie ben ik en zo ja, hoeveel? In de derde druk van augustus 2010 (uitstekend uit het Duits vertaald door Pim Lukkenaer) staat gelukkig een korte verklaring: het is een uitspraak van de filosoof Guy Helminger, met wie Precht graag lang door de straten zwierf. Op een nacht, toen ze te veel hadden gedronken, maakte Precht zich zorgen of Helminger nog wel op eigen kracht kon thuiskomen. “Gaat het wel goed met je?”, vroeg hij dus. Met wild draaiend hoofd, wijd opengesperde ogen en hese stem antwoordde Helminger “Wie ben ik – en zo ja, hoeveel?” In het hoofd van Precht bleef deze vraag later rondzingen. In zijn gedachten werd die vraag het motto voor de moderne filosofie en het hersenonderzoek, in dit tijdperk van fundamentele twijfel aan het ‘ik’ en de continuïteit van het ervaren. Toen hij besloot om zelf een boek te schrijven over de belangrijke vragen in het leven, moest dat een boek worden dat niet alleen werd gelezen door collega’s uit de hogeschoolfilosofie. Dat soort boeken vond hij - zelf filosoof - onverteerbaar. Een leesbare inleiding tot de filosofie dus, een boek dat de lezer bekendmaakt met de grote filosofische vragen met inachtneming van natuurwetenschappelijke kennis.
De leidraad wordt gevormd door een indeling van de filosoof Immanuel Kant:
- Wat kan ik weten? De klassieke vraag van de kennistheorie;
- Wat moet ik doen? De vraag vanuit ethiek en moraal;
- Wat mag ik hopen? De centrale vragen die de meeste mensen bezighouden.
Een paar voorbeelden van hoofdstuktitels:
- Waar komen wij vandaan?
- Wat zijn gevoelens?
- Wat is taal?
- Waarom moet ik goed zijn?
- Kan ik willen wat ik wil?
- Mogen wij dieren eten?
- Wat is liefde?
- Wat is vrijheid?
- Heeft het leven zin?
Precht constateerde dat de spannendste vragen volstrekt ontbraken in het filosofische curriculum. Bovendien vroeg hij zich af hoe filosofische, psychologische en neurobiologische inzichten over het bewustzijn in elkaar pasten. Hij zag de geschiedenis van de filosofie in hoge mate als een geschiedenis van modes en tijdstromingen, van kennis die werd vergeten of verdrongen en van talrijke nieuwe aanzetten die alleen daarom zo nieuw aandeden omdat veel van wat er eerder was gedacht, werd verwaarloosd. “De invloed van een denker hangt er niet noodzakelijk van af of hij met zijn inzichten gelijk heeft”, schrijft hij in de inleiding. Misschien zijn de vragen wel interessanter dan de antwoorden. Vragen die ook voor de eigentijdse loopbaanprofessional zinvol zijn, als hij voor zichzelf of met zijn cliënt verder wil kijken dan de dagelijkse werkelijkheid. Als hij geen genoegen neemt met standaardantwoorden in de zoektocht naar zinvol werk of zinvol leven. Precht gaat er daarbij van uit, dat elk menselijk inzicht afhankelijk is van persoonlijke ervaringen. Zin is een behoefte van onze gewerveldedierenhersenen, zegt hij. Hij vult dat aan met een citaat uit Monty Python: “Probeer gewoon aardig te zijn tegen de mensen, vermijd vet eten, lees af en toe een goed boek, laat eens iemand bij je langskomen en probeer met alle rassen en volkeren in vrede en harmonie te leven.” Waar hij relativerend aan toevoegt: “En als u het mij vraagt: blijft u nieuwsgierig, verwerkelijk uw goede ideeën en vul uw dagen met leven, niet uw leven met dagen.”