Een van de lastigste aspecten van summatieve toetsing is misschien wel het beantwoorden van de vraag: wanneer is het resultaat voldoende? Het kiezen van een slaag-zakgrens, ook wel cesuur genoemd, heeft immers vaak directe – en soms verregaande – consequenties voor de studenten. De standaardcesuur van 55% goed of meer is geslaagd geeft lang niet altijd een bevredigend resultaat, zoals de redactionele bijdrage van 2 februari 2022 overtuigend laat zien, maar zie bijvoorbeeld ook Soeting (2017). Ook uit een survey die Stichting Cito via Teacher Tapp heeft mogen uitzetten bleek dat met name cesuurbepaling lastig gevonden wordt. Daar staat tegenover dat er in de afgelopen decennia diverse methoden zijn ontwikkeld waarmee op een meer systematische manier cesuren bepaald kunnen worden. Deze staan beschreven in toegankelijke literatuur, zie bijvoorbeeld Sanders (2017) en Van Berkel en Wijnen (2014), en we zien het ook regelmatig terug komen in handleidingen voor docenten. De vraag is dan: wat maakt het zo lastig? Is het de complexiteit van de procedures, of spelen andere factoren een rol? In deze bijdrage willen we een bijzonder – en wellicht onderbelicht – aspect van cesuurbepaling eruit lichten, namelijk het rechtvaardigheidsgevoel dat wellicht op de achtergrond meespeelt. We doen dit door de gokcorrectie bij meerkeuzevragen en de keuze tussen relatieve en absolute normeringen onder de loep te nemen. We sluiten af met enkele suggesties.