Ze stormt mijn praktijkruimte binnen. De deur valt met een klap achter haar dicht. Ze moet me vanuit het toilet achterna gekomen zijn, aangezien ze daar zojuist nog hing, boven de wastafel. Met haar hulp heb ik mijn make-up opnieuw aangebracht en mijn haar geschikt. “Heb je even, want ik sta op het punt te barsten!” zegt ze. De toon is zo dringend dat ik het moeilijk kan weigeren.
“Wat zie jij als je naar me kijkt?” vraagt ze. “En eerlijk, wees eerlijk!” Ik kijk, draai mijn hoofd iets naar links, naar rechts en weer terug. “Tja, het valt me op dat ik toch al behoorlijk grijs word. Ik mag wel weer eens naar de kapper”, zucht ik, “en die verticale rimpel bij mijn wenkbrauw wordt steeds dieper. Ik moet echt proberen om minder te fronzen.”
“Houd op! Houd maar op!” roept ze. “Dit bedoel ik! Hier word ik zo moe van. Bijna iedereen die het toilet bezoekt, werpt een blik in mij. Ze zien in mij zichzelf weerspiegeld, maar dan vervormd, zo lijkt het. Het is werkelijk niet wat ik ze toon. Niemand hoort dat ik zeg: ‘je bent prachtig. Je bent bijzonder! En die rimpel, die maakt je zacht!’ Nee, de ene keer vinden ze zichzelf te dik, dan weer te mager. Het is nooit goed. Maar geloof me, dat is absoluut niet wat ik ze vertel. Wat heeft mijn bestaan voor zin als niemand iets van me aan wil nemen? Ik wil dat mensen naar mij kijken en dan zien hoe mooi ze zijn, niet hoe lelijk!” Een traan loopt langs haar gladde oppervlak. Ze huilt.
Ik knik begrijpend en denk zwijgend na over haar woorden. Misschien zijn we allemaal een beetje – als de stiefmoeder van Sneeuwwitje – bezig met wie er mooier is, beter, geslaagder, succesvoller. Daardoor zijn we blind voor onze eigen schoonheid.
“Ze zien zichzelf niet in jou”, zeg ik geruststellend, “maar de verwachtingen van hun ouders, de kritiek van hun omgeving en het beeld waaraan ze denken te moeten voldoen om geliefd te worden of gewaardeerd. Bovendien”, vervolg ik, “jij ziet precies hetzelfde in hun ogen. Je trekt de conclusie dat je niet oké bent en het niet goed doet! Zo zijn we eigenlijk allemaal elkaars spiegel, niet jij alleen.” Het antwoord lijkt haar op te luchten. Ze ontspant wat.
“Jij doet precies datgene wat je moet doen, waarvoor je bent gemaakt”, zeg ik. “Maar ik heb een plan en ik stel voor dat wij dat samen gaan uitvoeren.” Ze staart me vragend aan. “Het begint met het accepteren van onze beperkingen en het feit dat onze invloed slechts gelimiteerd is. Als wij vervolgens eens besluiten onszelf goed genoeg te vinden? Misschien geven we anderen daarmee onbewust toestemming hetzelfde te doen: blij te zijn met wie ze zijn!” Ik geef haar een knipoog. Ze knipoogt terug. Het grijs bij mijn slapen, het lijkt ineens net zilver. Nee, de kapper dat hoeft nog niet.
Karin Brugman is trainer, coach en mede-auteur van het boek over voice dialogue: ‘Ik (k)en mijn ikken’. www.de-onderstroom.nl