In de krant van twaalf april las ik het artikel van een asielzoeker uit Burundi, die met zijn zoon en (geadopteerde) dochter het land moest verlaten en toen de hand aan zichzelf sloeg. Een dramatisch voorbeeld dat ons wijst op het contrast tussen het hart van een asielzoekende ouder en het verstand van de politiek. Het ligt voor de hand dat we in Nederland een beperkte mogelijkheid hebben om vluchtelingen op te vangen. Aan de andere kant bestaat het asielbeleid vaak uit vastgeroeste, bureaucratische procedures. Een beslissing die jarenlang op zich laat wachten, houdt te weinig rekening met het lot en de ontwikkeling van kinderen. In het asielbeleid houdt men doorgaans weinig rekening met de diepgaande invloed van een oorlogstrauma, zoals we zien in het drama van de man uit Burundi die zichzelf van het leven berooft. Pas vijf jaar na zijn asielverzoek krijgt hij te horen dat hij terug moet naar Burundi. De moeder van zijn dochter is in de bloedige strijd tussen de Hutu’s en Tutsi’s gedood; een traumatisch gebeurtenis die diep in zijn hart gegrift blijft. Na vijf jaar rust moet hij nu met zijn kinderen terug naar het land waar hij en zijn kinderen hun trauma hebben opgelopen. Hij ziet in zijn wanhoop geen andere mogelijkheid dan zelfdoding in de hoop dat zijn kinderen mogen blijven. De tragedie die zich innerlijk in de man afspeelt, kan niemand begrijpen.
Een oorlogstrauma kan iemand heel diep raken. Ik maak nu nog mee dat de derde generatie van mensen met een diep oorlogstrauma uit de periode van de Tweede Wereldoorlog of de ‘Politionele Acties’ er nog onder lijdt. Dat zien we ook bij veteranen die aan vredesacties hebben deelgenomen en daar vaak diepe traumatische ervaringen hebben opgedaan. Ik weet uit eigen ervaring, na vijf jaar concentratiekamp en vijftien jaar werken in concentratiekampen, hoe diep een oorlogservaring je kan ontredderen. Het asielbeleid zou ook met deze trauma’s rekening moeten houden, met name als er kinderen bij betrokken zijn. Het blijkt dat met een goede opvang veel kan worden bereikt. Ik ken situaties waar asielzoekers door de medebewoners met liefde worden opgevangen, Nederlands leren en zich thuis kunnen voelen. Het is een maatschappelijke taak waar ieder op een eigen manier aan kan werken, door meer aandacht te schenken aan vreemdelingen. Het zijn ook mensen als ieder ander, vaak zwaar gewond door een oorlogstrauma. Ze hongeren naar begrip, maar kunnen dit door hun gebrekkige kennis van het Nederlands niet goed uiten.
Gelukkig loopt de integratie op veel plaatsen redelijk goed, maar het blijft belangrijk om hier voortdurend aandacht aan te besteden. Nederland is van oorsprong een christelijk land en in elk geval een land dat de mensenrechten ondersteunt. Dat vraagt van ons, dat we ook in onze maatschappelijke verantwoordelijkheid voor vreemdelingen een menselijk gelaat tonen.
Deze column verscheen op 19 april 2012 op De Blot’s weblog over business spiritualiteit: www.pauldeblot.nl