Vreemdelingen voor onszelf
Lange tijd was het onbewuste het obscure domein van psychoanalytici en literatoren; een donkere poel van seksuele en agressieve wensen, primitieve driften en verdrongen ervaringen. In de hedendaagse psychologie wordt het onbewuste juist geroemd. Door een drukke straat lopen zonder tegen iemand op te botsen, woorden en zinnen vormen uit letters, gezichten herkennen, complexe keuzes maken, aanvoelen of er een klik is – allemaal zaken die mis zouden lopen als het onbewuste dat niet regelde. Met ons bewustzijn kunnen we maar zeer beperkt informatie verwerken. Onbewust doen we de rest.
Dat is het goede nieuws. De keerzijde is dat we de achtergronden van ons doen, denken en voelen vaak niet kennen. Je kunt een goede bui hebben zonder te weten waarom. Je kunt opeens zin hebben in bepaald eten. Je valt op iemand, je vertrouwt iemand niet, je moet opeens denken aan je oma of je baas, je krijgt een ingeving: in de meeste gevallen heb je geen idee hoe je erbij komt. Volgens de Amerikaanse psycholoog Tim Wilson zijn we in wezen vreemden voor onszelf. We weten weliswaar welk eten we lekker vinden, welke film we mooi vinden, met wie we bevriend willen zijn en op wie we verliefd kunnen worden. Maar we hebben geen idee waarom. Het proces dat leidt tot een bepaalde voorkeur, beslissing, emotie of ingeving vindt onbewust plaats; het resultaat van dat proces zijn we ons wel bewust. Je kunt het vergelijken met een toneel, waar alle voorbereidingen achter de schermen plaatsvinden en alleen het resultaat zichtbaar is. Achter de coulissen wordt alle informatie door het onbewuste verwerkt, gewogen, gecombineerd; wat zich uiteindelijk in ons bewustzijn aandient is een gevoel, een gedachte, een voorkeur of een besluit.
Dit betekent dat we onze eigen beweegredenen nauwelijks kennen, ook al hebben we vaak wel die illusie. Die illusie ontstaat doordat we heel goed zijn in het achteraf bedenken van redenen en rechtvaardigingen voor wat we doen, vinden en willen. Je weet altijd wel een reden waarom je iemand mag, waarom je dit werk bent gaan doen, waarom een boek of een film je aanspreekt of waarom je houdt van je lievelingsgerecht. We bedenken dit soort redenen en dat geeft ons een illusie van zelfkennis. Maar die bedenksels kloppen vaak helemaal niet met onze werkelijke drijfveren. Het bedenken van redenen kan bovendien de drijfveer zelf verzwakken. Dat pleit er bijvoorbeeld voor om niet aan je partner te vragen waarom hij van je houdt. Je vraagt naar iets wat iemand helemaal niet kan weten. Hij kan wel een reden verzinnen, maar de liefde wordt daardoor minder, zo toonde Wilson aan in onderzoek.
Als Wilson gelijk heeft, heeft dit nogal wat implicaties voor coaching. Daarbij wordt immers vaak gevraagd naar de beweegredenen van cliënten, er wordt geprobeerd verklaringen te vinden voor hun gevoelens. Volgens Wilson kan dit alleen maar bedenksels en verhalen opleveren, en geen werkelijk inzicht in de krachten die mensen drijven. De architectuur van het brein staat dat domweg niet toe. Nu denk ik wel dat het in sommige gevallen nuttig is om verhalen te bedenken, vooral voor mensen die niet goed weten wie ze zijn. Het nadenken over waarom-vragen kan deze mensen helpen om, samen met de coach, een verhaal over zichzelf te construeren dat hun houvast geeft. Al is de verkregen helderheid een illusie, dan kan dit toch een positief effect hebben. De meeste dingen waardoor mensen goed functioneren zijn nu eenmaal gebaseerd op illusies, bijvoorbeeld een zekere mate van zelfoverschatting.
Wil je echter werkelijk de dynamiek van iemands psyche begrijpen, dan moet je geen waarom-vragen stellen, maar wat-vragen. De waarom-vraag activeert een analytische, verklarende manier van denken die ver weg staat van de manier waarop onbewuste processen werken – en die je dus alleen maar verder van huis brengt. Het is alsof je in de schouwburg alleen maar achter de schermen probeert te kijken. Je zoekt steeds naar een een kiertje in het decor, maar dat is er niet. Intussen mis je de hele voorstelling. Daarom kun je beter achterover leunen en jezelf afvragen: Wat zie ik? Wat dient zich aan?
Dat betekent dat je als coach vooral let op wat mensen doen, welke keuzes ze maken, wat ze zeggen met hun lichaamstaal (ook een uiting van het onbewuste zelf). En dat je wat-vragen stelt: wat voel je, wat denk je op zo’n moment, wat zou je dan willen doen, en stel je voor dat … hoe zou dat zijn?
Niet duiden, maar kijken.
Roos Vonk is hoogleraar sociale psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar specialismen zijn onder meer: de eerste indruk, zelfbeeld/zelfkennis, autonomie en authenticiteit, sociale beïnvloeding en macht, emoties en motivatie/ inspiratie. Ze is auteur van veelgelezen boeken over menselijke gebreken, zoals ‘De eerste indruk’, ‘Ego’s en andere ongemakken’ en ‘Menselijke gebreken voor gevorderden’. Ze geeft masterclasses voor coaches en trainers, zie www.vonkzelfbepaling.nl