In Examens nummer 4 van 2015 besprak ik in deze rubriek al over de gevolgen van tentamenfraude en de risico’s die daaraan zijn verbonden. Onlangs heeft het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs (CBHO) een uitspraak (CBHO 2015/187) gedaan waarin een hogeschool een forse tik op de vingers krijgt omdat volgens het CBHO niet alleen de ‘veroordeling’ wegens fraude op drijfzand rust maar dat de hogeschool, nadat ze tot het inzicht was gekomen dat deze veroordeling niet in stand kon blijven, ook niet in staat is gebleken de gevolgen van de onterechte veroordeling ongedaan te maken. In deze bijdrage wordt niet nader ingegaan op de inhoudelijke achtergronden van de fraude an sich maar op de afwikkeling daarna.