Een meerkeuzevraag is zo gemaakt, maar een slechte vraag gaat vaak ten koste van de goede studenten. U kent ze wel: uitstekend in de klas, maar teleurstellend op het examen. Gok 1: Hoe meer vragen in de toets hoe beter! Meer vragen dus meer informatie levert doorgaans een meer betrouwbaar oordeel op. Dat klinkt mooi in theorie, maar in de praktijk moeten die vragen ook door docenten gemaakt worden. Meer vragen is meer tijdsdruk en dat komt de kwaliteit waarschijnlijk niet ten goede. Meer vragen tijdens een toets betekent ook dat studenten langer geconcentreerd moeten blijven, onder tijdsdruk de vragen moeten maken, en in tijdnood gaan gokken. In plaats van meer informatie levert het dan meer ruis op. Dan liever minder vragen, maar wel goede vragen. Meerkeuzevragen worden door studenten zeer gewaardeerd, omdat de voorbereiding dan gericht kan worden op herkenning van de goede antwoorden in plaats van begrip (en als je het niet herkent dan gok je toch gewoon). Tegelijkertijd worden meerkeuzevragen verguisd, omdat studenten worden afgeleid door de incorrecte alternatieven en worden de goede studenten aan het twijfelen gebracht omdat ze te ver doordenken. Gok 2: Hoe meer alternatieven per vraag hoe minder de gokkans! Als we maar genoeg alternatieven toevoegen dan wordt herkenning van het goede antwoord onmogelijk. Helaas is het bedenken van alternatieven vaak een uitdaging op zich. Uiteindelijk blijkt dat ook nog vaak vergeefse moeite. Studenten zijn zeer bedreven in het identificeren van die extra, vergezochte alternatieven. Het gaat dan ook niet om veel alternatieven, maar om zinvolle alternatieven. Relevante en reële alternatieven moeten een aantrekkelijke optie zijn voor studenten, zodat ze niet meteen weggestreept worden. Natuurlijk gokken studenten wel eens, maar hoe vaak moet je als student nu echt random gokken op een examen? Vaak worden vragen niet al te best opgesteld, dus de toetsslimme student werkt zich er zonder kennis wel doorheen. Het langste alternatief met de meeste details is meestal juist. Het alternatief met de meeste overlap aan informatie, niets is nooit en alles kan. En als je het echt niet weet kies je voor het alternatief in het midden (B of C), want vragenmakers mijden de extremen en verstoppen het goede antwoord graag tussen afleiders. Gokken ontmoedigen door strafpunten voor een onjuist beantwoorde vraag werkt vooral in theorie. In werkelijkheid meet dit ook de persoonlijkheid van de student in termen van de bereidheid tot het nemen van risico: een foutieve gok met bijbehorende strafpunten. Gokken is dan ook niet altijd verkeerd. Mensen die bereid zijn tot gokken maken eerder promotie, verdienen meer geld en vergokken dit weer in het casino (of op de beurs). Maar zolang de cesuur boven de random gokkans ligt en het niet om het nationale examen voor croupiers gaat, hoeven we ons niet druk te maken om de gokkans. Vooraf aandacht voor kwaliteit en inhoud is belangrijker voor de betrouwbaarheid van het examen dan het aantal vragen of alternatieven. Maar ja, ook al hebben we het vooraf zoveel mogelijk dichtgetimmerd, de kwaliteitscontrole komt achteraf als de op-het-nippertje-gezakte studenten er nog even een puntje komen bijpraten. De heer J. Dijkstra is werkzaam aan de universiteit van Maastricht. Hij zal in 2009 de Gastcolumn verzorgen. E-mail: joost.dijkstra@educ.unimaas.nl.