De opinie van de beroepsverenigingen
Counselling Magazine organiseerde een rondetafel discussie met vertegenwoordigers uit het beroepsveld over het metier van counselling. Waarin het beroep zich van andere begeleidingsberoepen onderscheidt blijkt een lastige vraag. De neiging bestaat het beroep vooral in relatie tot coaching te definiëren. Wat is de eigen plek in de markt?
Tijdens de voor dit tijdschrift georganiseerde rondetafel discussie over het beroep van counselling, wil voorzitter Sytze de Roos aandacht voor een drietal vragen:
- Wat is counselling en wat doet de counsellor?
- Welke opvattingen en regels bestaan er over het vak?
- Wat is de maatschappelijke plek voor de counsellor en welke toekomst heeft het vak?
Vanwege de weersomstandigheden en andere redenen zijn niet alle genodigden aangeschoven, wat door sommigen als gemiste kans wordt beschouwd om met elkaar over het beroep te spreken, zeker omdat het veld van counsellors minder eensgezind en georganiseerd is dan bijvoorbeeld de beroepscoaches, supervisoren, psychologen/psychotherapeuten en loopbaanprofessionals – beroepen die regelmatig ter vergelijking ter tafel komen.
Aanwezig zijn Ruth Friedländer van de ABvC (de Algemene Beroepsvereniging voor Counselling), Yvonne de Kruijff van de NAC (de Nederlandse Associatie voor Counselling), Jochem van Sloten van de redactie en, als toehoorder bescheiden op de achtergrond, Christine Beenhakker, hoofdredacteur van dit tijdschrift. Later schuift ook Arnold Vermeulen aan, eveneens van de NAC en tevens opleider, die meer helderheid verschaft over de contouren van het beroep.
Counselling ten opzichte van coaching
”De counsellor duikt in de persoon van de cliënt om vanuit diens gedachten te begrijpen hoe zij denkt over het eigen probleem, om vervolgens de cliënt zo te helpen dat hij of zij anders tegen de eigen problematiek aankijkt en andere wegen vindt om ermee om te gaan.” Zo beantwoordt Ruth Friedländer de vraag van Sytze de Roos wat counselling precies is en wat de counsellor doet. “Counselling gaat vooral over het persoonlijk welzijn van de cliënt en betrekt daarin meer het verleden dan bijvoorbeeld een coach doet tijdens een traject. De counsellor werkt daarbij op drie niveaus: individueel, relationeel en systemisch”, is de reactie van Yvonne de Kruijff op de vraag. Zij licht toe dat het vakgebied gebaseerd is op, en bestudeerd wordt vanuit drie (wetenschappelijke) stromingen, namelijk de psychodynamiek, cognitieve gedragstherapie en de person-centred aanpak.
Beiden halen regelmatig het beroep van coaching aan om counselling te definiëren. Ruth: “Deze beroepen liggen in elkaars verlengde en we moeten proberen ze niet tegen elkaar af te zetten, maar ze een plek naast elkaar te geven. Counsellors zijn niet directief, coaches beschouw ik als directiever, meer adviserend. Ten opzichte van de psycholoog werkt de counsellor minder met cliënten die ongewenst en onaangepast gedrag vertonen.” Yvonne voegt toe: “Coachen is meer werkgerelateerd, counselling meer gericht op persoonlijke ontwikkeling, al zijn ze in beginsel wel aan elkaar verwant. Counsellors werken iets meer op de emotionele laag dan coaches.”
Waarom wordt counselling zo nadrukkelijk ten opzichte van coaching gedefinieerd, vraagt De Roos zich hardop af. Volgens De Kruijff is dat omdat coaching breder bekend staat dan counselling en dus een maatschappelijk referentiekader vormt. Er is ook veel overlap – het zijn beide begeleidingsberoepen – al ziet zij coaching eerder vaardigheidsgericht en counselling “wat dieper gravend en meer gericht op het psycho-emotionele stuk, bijvoorbeeld betreffende overlevingsbesluiten”.
De coach kenschetst zij als een sportcoach: die adviseert meer in de zin van ‘doe dit, ga daarheen’ en dergelijke. Volgens Friedländer is bij de counsellor de vraag leidend; de counsellor maakt een soort minianalyse om te ontdekken wat achter de vraag kan liggen, waarmee de cliënt zichzelf beter kan leren begrijpen. Een coach doet dat niet of minder.
Maar zowel de voorzitter als een eigenwijze journalist wijzen erop dat het werkterrein van coaching toch breder is dan hier op tafel komt. Wat is nu het eigene van counselling? Gaat het om gezonde mensen met een tijdelijk vraagstuk inzake hun welzijn? Betreft het vooral intrapersoonlijke begeleiding of ook interpersoonlijke? Wat is het metier?
Inmiddels is Arnold Vermeulen aangeschoven, eveneens van de NAC en tevens opleider. Hij schetst op een flip-over figuur 1, waarin counselling een eigen plek inneemt ten opzichte van andere begeleidingsberoepen. Het hier en nu staat centraal: leren dealen met je problemen, waarbij de counsellor ervan uitgaat dat de cliënt voldoende ik-sterkte heeft. “In mijn opleiding moeten studenten aan het einde kunnen vertellen of ze coach zijn dan wel counsellor en waarom. Het verschil zit hem er vooral in dat coaching context- en/of ontwikkelingsgedreven is, met als doel dat het resultaat op het werk verbetert. Supervisie is dat ook, maar dan gericht op leren. Counselling is niet ontwikkelingsgericht en focust op een actueel psycho-emotioneel probleem dat lijden genereert.” Ja, overlap met coaching en andere beroepen, maar toch voldoende eigenheid, al heeft de markt dat niet altijd door. Mogelijk speelt het versnipperde karakter van de beroepsgroep zelf daarbij een rol.
Contouren en regels van het beroep
Hoe is het beroepsveld dan georganiseerd? In hoeverre is het geïnstitutionaliseerd en waaruit blijkt dat dan? Zo wil De Roos boven tafel krijgen wat er wel en wat eventueel niet is gereguleerd. Direct komt naar voren dat counselling in Nederland een specifieke ontstaansgeschiedenis heeft. Geïntroduceerd door prof. Nathan Deen en afgeleid van internationale beroepsgroepen als de EAC en IUC, was het aanvankelijk een wat naar binnen gerichte bezigheid, gestoeld op wetenschappelijke inzichten in een universitaire context. Daaruit heeft het beroep zich wat moeizaam losgemaakt, ten gunste van een meer in de praktijk van alledag opererende professie. Indertijd werd de NAC opgericht om de beroepsgroep herkenbaar te maken. Vanwege verschillen van inzicht rondom de accreditatie van counsellors heeft zich later de ABvC afgesplitst. Naast deze organisaties zijn er inmiddels nog andere kleinere en grotere beroepsverenigingen van counsellors ontstaan. Een divers georganiseerde beroepsgroep dus. Hoe verhouden die zich tot elkaar? Hoe weet je als counsellor, laat staan als leek, bij wie je moet zijn?
Zowel De Kruijff als Friedländer geven aan dat hun organisaties zich richten op de professionalisering van het beroep, waarbij de ABvC nadrukkelijker ook regionaal wil werken. Verschillen lijken er vooral te zitten in de wijze waarop gedragsregels en het klachtenreglement zijn vormgegeven. Bij beide verenigingen gaat dat overigens om zaken als de ik-kracht van de cliënt, vertrouwelijkheid van de relatie en diens gegevens en basisregels voor de hulpverlenerrelatie. Als er onvrede is bij de cliënt, of als diens gedrag de counsellor niet aanstaat, is het belangrijk om dit met de cliënt bespreekbaar te maken, maar eventueel ook bij andere collega’s. Intervisie lijkt nog geen diep doorgedrongen traditie in de gelederen, maar krijgt vanuit de verenigingen steeds meer aandacht. Verder kennen zowel NAC als ABvC bijscholingsregels en een PE-puntentelling (voor permanente educatie). Met elkaar meelopen is er voor collega’s echter niet bij, dat lijkt not done. Een buitenstaander zou kunnen denken dat de beide verenigingen goed op elkaar aansluiten. Wanneer de voorzitter echter oppert om de verenigingen samen te voegen, wordt er duidelijk ‘nee’ geroepen, al wordt het in deze fase van de discussie nog niet duidelijk waarom.
Ook als het gaat om methodische vereisten, komt de vergelijking met coaching steeds weer om de hoek kijken. Waarom toch? Volgens De Kruijff is dat ondermeer omdat veel counsellors steeds meer richting coaching verschuiven, misschien omdat coaching beter in de markt ligt en om breder inzetbaar te zijn. Veel counsellors zijn ook coach. Friedländer voegt toe dat de beroepen van coach, counsellor en psycholoog allemaal vrij zijn; overlap en vage grenzen liggen dan snel op de loer. Ook in de discussie blijkt het moeilijk de contouren in elk geval methodisch af te bakenen. Er wordt geroepen dat de counsellor bijvoorbeeld met de logische niveaus van Robert Dilts werkt, maar veel coaches doen dat ook. De Kruijff voegt echter toe dat coaches volgens haar vaak op de eerste twee niveaus blijven steken, terwijl de counsellor juist wat dieper gaat en aandacht geeft aan drijfveren en overtuigingen. Maar hoe we het ook wenden of keren: bij elke methode kan worden opgemerkt dat coaches die ook praktiseren… Is er dan geen wetenschappelijke methodische basis voor counselling? Geen eensluidende, zo lijkt het.
Toekomst?
Als De Roos het derde gesprekspunt, de toekomst, aanboort, klaren de gezichten rond de tafel niet vanzelfsprekend op. De Kruijff: “De problematiek bij cliënten wordt steeds complexer, dynamischer en meer contextueel. Extern ingeroepen counsellors zullen voor steeds specifiekere vragen worden ingevlogen. Daarmee wordt de beroepsbeoefening natuurlijk ook interessanter. Maar het betekent ook dat er meer eisen aan de uitoefening van het vak zullen worden gesteld. Counsellors zullen meer over persoonlijkheidsproblematiek moeten weten en ook over context en organisatie. Ik verwacht dat de eisen voor coaches, counsellors en organisatieadviseurs steeds meer parallel gaan lopen.”
Friedländer blijft verschillen zien. “De samenleving wordt complexer en juist daarom kunnen counsellors terrein winnen. De helft van alle uitval heeft een psychosociale redenen; daar is juist de counsellor voor en niet de coach. We moeten van counselling een regulier aspect van begeleiding in organisaties maken.” Vermeulen vult aan: “De kern van het probleem van counselling is de vermenging van coaching- en counsellingvragen. Coaches doen daarbij vaak dingen die niet tot hun stiel behoren. En veel technieken, zoals RET worden overal toegepast. Misschien moeten counsellors een sterkere tegenbeweging maken om zich beter te gaan onderscheiden. Dan moeten we helder maken welke interventie je op welk moment inzet.
De Roos vraagt waarin je je zou willen onderscheiden in die complexe wereld. Het antwoord behoeft nog verdere overdenking. En ook nu nogmaals de vraag of het samengaan van de verenigingen dan niet beter voor het beroep zou kunnen zijn. Nu is het beroepsveld immers erg versnipperd. Volgens de aanwezigen worden daartoe wel pogingen ondernomen, maar is het tegelijk niet perse erg als er meerdere clubs zijn. “Dan zijn er meer mensen actief”, schetst Friedländer. Maar ook vindt ze dat het voor cliënten en counsellors wel helder moet zijn ‘waar je moet wezen’. En dan kan enige bundeling van krachten goed zijn. Vermeulen geeft toe dat de beroepsgroep nog veel laat liggen op dit terrein. “Het profiel is nog steeds onhelder en ook de opleidingseisen staan nog in de kinderschoenen. We moeten onderzoeken hoe we ons positief kunnen onderscheiden, zoals een cardioloog niet zegt dat hij geen longarts is, maar een specifiek gebied kan aanwijzen waarop hij is gespecialiseerd.”
Thuis aangekomen…
…gaan we in de literatuur toch nog eens op zoek naar definities van het beroep. Die zijn er te over, zoals Mc Leod (1998) beschrijft. Eén van de definities (vrij vertaald) luidt: “het al dan niet psychotherapeutisch begeleiden van individuen of relaties bij persoonlijke ontwikkeling, crisissituaties en probleemoplossing”. Volgens Slaats en Heijen (2009) zit het verschil tussen coaching, mediation, counselling en psychotherapie in de mate waarin het doordingen in het Zelf centraal staat. Grofweg is die doordringing minimaal bij coaching en mediation, ‘medium’ bij counselling en diepgaander bij psychotherapie. Zie het boek om de verschillen in doordringing te begrijpen. En tenslotte: in De Jong (2006) wordt counselling nadrukkelijk van coaching onderscheiden door bij de eerste te focussen op begeleiding bij persoonlijke, emotionele problemen in allerlei privé- en/of werkgerelateerde situaties en de tweede te beschouwen als het helpen vergroten van de effectiviteit van de cliënt op bepaalde terreinen. Grappig is dat de letterlijke vertaling van de termen hierin helpend kan zijn: counselling betekent ‘raad geven’, coaching ‘in het spoor houden’ of ‘sturen’, aldus De Jong.
Overigens lijkt ook het recent verschenen boek van Frans van der Gouw over coaching versus counselling de waarnemingen van De Jong te onderstrepen. Hij wijst vooral op het meer extrinsieke en arbeidsgerelateerde karakter van hulpvragen aan de coach en het meer intrinsieke karakter van de hulpvragen in de counsellingpraktijk. Maar qua mensbeeld, karakter van de professionele relatie, kernactiviteiten en soort proces constateert hij veel overlap tussen beide vakgebieden.
Hoewel niet overal eenduidig en voldoende onderscheidend, is er in literatuur het nodige te vinden over het definiëren van counselling. Het lijkt dan ook zinvol om vanuit bestaande definities het beroep van counsellor nadrukkelijker – en in elk geval los van coaching – te (her)definiëren. Dan moet ook bepaald worden hoe diepgaand welke kennis (bijvoorbeeld over persoonlijkheidsproblematiek) nodig is en welke opleidingseisen daar bij horen. Zo kun je een steeds nadrukkelijker plaats in de markt in nemen. Tijdens de rondetafel discussie is er een goede eerste stap gezet. Wel rest de vraag of de verschillende beroepsverenigingen dezelfde definitie zouden willen nastreven. Zo ja, dan blijft de vraag van kracht of het beroepsveld aan zichtbaarheid en kwaliteit kan winnen door de verschillende groepen meer samen te laten werken. Wellicht een onderwerp voor de volgende rondetafel discussie…
Literatuur
- Gouw, Frans van der (2010). Coaching vs. Counseling; een vergelijking van essentiële kenmerken. Masterthesis Alba University.
- Jong, Rendel de (2006). De psychologie van arbeid en gezondheid.
- Mc Leod (1998). An introduction to counselling. Buckingham
- Slaats, I., en H. Heijen (2009). Professioneel hulpverlenen: de gespreksmethodiek. Van Gorkum, Assen
- Woertman, Fenneke, Erik van Hartveld en Johan Boogers (2007). Counselling, een nieuw perspectief. Garant