Studententevredenheid wordt door hogescholen gebruikt als een indicator voor de kwaliteit van toetsing en heeft dan ook een plaats in de prestatieafspraken tussen het ministerie van OCW en de hogescholen. Sturing op basis van studententevredenheid is echter moeilijk. Een student geeft weliswaar een gevoelsreactie op de kwaliteit, maar daarmee is niet altijd direct duidelijk welk specifiek aspect verbeterd moet worden. Bovendien is vanuit marketingonderzoek bekend dat het vervullen van een kwaliteitsaspect niet altijd automatisch leidt tot tevredenheid. Hoe kan een hogeschool gerichter de perceptie van hbo-studenten op de kwaliteit van toetsing gebruiken?