Ergens op de wereld, ver weg, leeft een groep kannibalen, vrijwel geheel afgesloten van de zegeningen van wat doorgaat voor de westerse beschaving. Het enige verschijnsel uit de moderne wereld dat zij kennen zijn passagiersvliegtuigen die hoog in de lucht overvliegen. Zij hebben deze verschijnselen opgenomen in hun dagelijks wereldbeeld en noemen het ‘voortekenen’ of ‘voorouderlijke boodschappen’. Een bezoekende missionaris legt hen uit dat deze grote dingen ijzeren voertuigen zijn die mensen van de ene verre plaats naar de andere brengen. Probleemloos integreren zij deze nieuwe betekenis in hun taalgebruik. Voor deze vliegtuigen gebruiken zij al snel een bestaand woord, dat in hun taal ‘kreeft’ betekent. Zoals immers bij kreeften de schaal hard is, maar de binnenkant heerlijk om op te eten, moet dat ook bij die voertuigen het geval zijn. Si non è vero, è ben trovato (Van Peursen, 1992).