Om te kunnen worden toegelaten tot een opleiding in het hoger onderwijs moet een aspirant-student beschikken over een van de diploma’s zoals genoemd in artikel 7.24 (eerste en tweede lid) van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Het instellingsbestuur kan op grond van artikel 7.28 tweede lid WHW vrijstelling voor deze vooropleidingseisen verlenen als de aspirant-student een ander dan al dan niet in Nederland afgegeven diploma overlegt dat naar het oordeel van het instellingsbestuur tenminste gelijkwaardig is aan de in artikel 7.24 WHW genoemde diploma’s.