‘Het lijkt me goed er nog iemand van het onderwijs bij te hebben.’ Ik hoorde het mezelf zeggen tijdens een overleg over een bijeenkomst die we zouden organiseren. Tegelijkertijd dacht ik: waarom vind ik dat? Ben ik zelf dan niet van het onderwijs? Wanneer mag je eigenlijk zeggen dat je ‘van het onderwijs’ bent?
Ik heb nooit voor de klas gestaan, althans niet in het funderend onderwijs, althans niet als leraar. Wel heb ik als docent met allerlei groepen studenten gewerkt, in de leeftijd tussen 18 en 68. Als oudervrijwilliger heb ik lessen en lesjes gedaan met kinderen tussen 6 en 12. Ook voetbaltraining gegeven overigens, maar ik geef toe: dat mislukte volledig. Verder kom ik als onderzoeker en adviseur in scholen en praat daar met leraren en schoolleiders over wat ik waarneem. Meestal zijn dat goede gesprekken, waar zowel ik als die leraren wat van opsteken. Ik schrijf er ook over, vooral om er zelf van te leren, maar ook daarop krijg ik gelukkig af en toe een positieve reactie. Sinds een jaar of wat ben ik ook intern toezichthouder in het onderwijs. Sinds ik dat doe, realiseer ik me pas wat voor verantwoordelijkheid bestuurders en toezichthouders dragen en hoe lastig het is om het goed te doen. Je doet het op die plek namelijk bijna nooit goed. Er is altijd wel een belang waar je geen recht aan kunt doen. En ten slotte ben ik een ouder met kinderen in zowel het primair als het voortgezet onderwijs.
Vroeger nam mijn vader mij mee naar zijn groentetuin. Wat spitten en wieden op zijn tijd vond hij een noodzakelijk onderdeel van de opvoeding. Ik heb er geen liefde voor tuinieren aan overgehouden, maar de manier waarop planten groeien, intrigeert me nog steeds. Zo’n groentetuin is een ragfijn ecologisch systeem van complexe afhankelijkheden. Regen en zonlicht worden omgezet in plantaardig materiaal, dat bij het vergaan door kleine beestjes in de grond weer wordt omgezet in voedingsstoffen voor volgende planten. Planten en dieren zijn elkaars hulpbron en concurrent tegelijk.
Ook een school is een complex ecologisch systeem: leraren, leerlingen en schoolleiders zijn onderling van elkaar afhankelijk. De lessen van leraren worden door leerlingen verwerkt. Die leerlingen zullen jaren later zelf de ouders zijn die nieuwe leerlingen komen brengen, en in sommige gevallen zelfs de leraren die de volgende lichting leerlingen opleiden.
Naast de groentetuin van mijn vader lag een vaart, waar we met de gieter water uit haalden. Even verderop was een bos, vol hongerige konijnen. Boven de tuin vlogen duiven, dol op de jonge bonenplantjes in het voorjaar. Allemaal externe invloeden en dan heb ik het maar niet over de invloed van klimaatverandering, deels veroorzaakt door ontwikkelingen helemaal in China. Zo is ook het onderwijs geen gesloten systeem. Leraren en leerlingen zijn niets zonder de inzet van ouders. Schoolleiders kunnen hun plannen wel vergeten, als ze niet gesteund worden door hun bestuur. Bestuurders kunnen prachtige visies hebben, maar zullen rekening moeten houden met landelijk beleid en regionale ontwikkelingen. Als de samenleving wil dat het onderwijs het probleem van religieuze radicalisering aanpakt, moet die samenleving niet vergeten dat dit niet geïsoleerd in de school kan gebeuren, maar dat iedereen hierin een verantwoordelijkheid heeft.
Kortom: iedereen is van de wereld, iedereen is van het onderwijs. We zouden elkaar niet moeten uitsluiten in het streven naar goed onderwijs. We zien elkaar te veel als concurrent, terwijl we elkaar meer als hulpbron zouden moeten zien. Dit inzicht heeft mijn zoektocht door de ecologie van het onderwijs me opgeleverd.
Hartger Wassink is onderzoeker en zelfstandig adviseur. E-mail: ecologie@hartgerwassink.nl