In het rapport ‘Examinering in het Hoger Onderwijs’ spreekt de Onderwijsraad zijn bezorgdheid uit over het niveau en de kwaliteit van examens.De Raad doet dat, zoals altijd, grondig.Op basis van een eigen vragenlijst, bestudering van een reeks visitatierapporten uit WO en HBO, en van rapporten van de Inspectie Hoger Onderwijs wordt geconcludeerd… Ja, wat eigenlijk?
Dat het slecht gesteld is met de examinering in Nederland? Nee, dat wordt niet beweerd. Dat er te weinig aandacht wordt gegeven aan examinering? Ja, soms. Dat we niet weten wat we meten? Nee, meestal weten we dat wel. Wat is dan het probleem? Het probleem van de grondige analyse van de Raad zit ’m in de uitkomsten. Zoals bij veel sociaal-wetenschappelijk onderzoek is de uitkomst omgeven met veel mitsen en maren. Natuurlijk kan niet altijd worden gegarandeerd dat elke toets goed is en natuurlijk is het ook niet zo dat de wijze van toetsing altijd goed aansluit op de leeren werkvormen. Maar deze problemen zijn van alle tijden!
Een tweede probleem ontstaat doordat de Raad wil adviseren. Dan kan de uitkomst niet zijn dat er niets moet veranderen. Nee, een advies moet altijd tot een verandering leiden. Ook al zou men op basis van de uitkomsten van de analyse van de Raad kunnen volhouden dat het met de examinering en toetsing in het algemeen wel goed zit, dan nog moet er veranderd worden. Terecht? Ja en nee, is mijn (sociaalwetenschappelijk) antwoord. Ja, omdat het onderwijs uiteindelijk tot een bepaald niveau van kennis en inzicht moet leiden. Ik weet dat het bon ton is om daar wat meewarig over te doen. Het gaat niet meer om parate kennis, zo wordt beweerd, maar om het leren kennis te verwerven en toe te passen. En bovendien, vergeet de vaardigheden niet… Onderwijs heeft mijns inziens nog steeds de primaire taak kennis bij te brengen. Door middel van toetsing moet vervolgens worden bekeken of de student de noodzakelijke kennis heeft verworven. Hoe de student dat doet, vind ik vers twee: of men nou zweert bij het hoorcollege, bij probleemgestuurd onderwijs, bij afstandsleren via de computer of bij de hype van de vraagsturing, uiteindelijk moet er overal worden getoetst. Dat moet zorgvuldig en met overleg gebeuren. Daar moet de professional dus ook op worden aangesproken. Zoals de professional doelen heeft die met het onderwijs moeten worden bereikt, zo moet ook worden gecontroleerd of de studenten die doelen inderdaad hebben bereikt. De docent moet dus leren op welke wijze het beste kan worden gecontroleerd of de onderwijsdoelen zijn bereikt. Dat is een mooie opdracht voor een professional!
De Onderwijsraad schiet volgens mij door als hij daarin een grotere rol voor de Examencommissie bepleit. Dat leidt opnieuw tot extra management en bureaucratie, waar vakbekwaamheid zou moeten worden gepropageerd. Ik zou de verandering dan ook zoeken in de trots van de docent om een mooie toets te ontwerpen!
Dr. Karl Dittrich is voorzitter van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO)