“Ik denk dat ie het wel kan.” “Nee, dit is echt geen vwo-leerling.” “Ach, ik gun het haar wel om over te gaan.” Of: “Hij moet gewoon nog een jaartje groeien…” Dit soort uitspraken zijn waarschijnlijk herkenbaar voor wie weleens een overgangsvergadering heeft bijgewoond. Tijdens zulke vergaderingen schetst de mentor een beeld van een leerling, mogen de docenten reageren en wordt een besluit genomen betreffende de overgang. Een belangrijk besluit, want uit onderzoek blijkt dat een verkeerde beslissing verstrekkende gevolgen kan hebben voor leerlingen. Het kan leiden tot verlies van motivatie, tot onderpresteren en zelfs tot uitstroom (Benner, 2011, Elffers, 2012). Toch is er nog weinig bekend over hoe een goed, zo objectief mogelijk besluit over leerlingen genomen kan worden. Wat wel duidelijk is, is dat overgangsvergaderingen bij veel docenten en teamleiders leiden tot frustratie (Sleenhof et al., 2019). Zij vragen zich vaak af of ze de leerling wel goed in beeld hebben, of de besluitvorming eerlijk is en of de beslissing wel recht doet aan de leerling. Ook ik kwam, als docent Nederlands, geregeld met twijfel of zelfs frustratie uit zo’n vergadering. Bij mij rees de vraag: hoe kunnen we dit besluitvormingsproces verbeteren? Genoeg aanleiding voor een promotieonderzoek naar objectievere besluitvorming in overgangsvergaderingen.