INHOUD EXAMENS 2006-01 maart 2006
- Schrijfvaardigheid en de rol van de computer
- Randy Elliot Bennett
- Tweede Fase en prestatieniveau: niveauvergelijking is geen sinecure
Ed Kremers, Hans Kuhlemeier, Jan Wiegers
- Meer dan plagiaat alleen - Lapmiddelen tegen studiefraude
Frank Bovenkerk
- Achterhouden van diploma (2) - Uit de praktijk.
Hans de Heer
- Jaap Ruseler over de veiligheidsexamens
Harry Molkenboer
- Adaptief toetsen in examens - Doeltreffend efficiënt
Theo Eggen
- De nieuwe voorzitter van de NVE - In gesprek met Wouter Schoonman
Henk van Berkel
- klassieke testtheorie?
Wat is ...Jolanda Soeting en Harry Molkenboer
- Gastcolumn - De Uk op weg naar CBT
Paul van Katwijk
- Literatuur
- Agenda
- Gezien en Gelezen
- Verenigingsniews
Gesjoemel?
Ton Luijten
‘In zijn rubriek “Onder onderwijzers” vraagt Martin Sommer zich af hoe het kan dat onze havo- en vwo-leerlingen massaal en riant hun eindexamen blijven halen, terwijl hun niveau door de invoering van de tweede fase aantoonbaar is gekelderd. Zijn conclusie is dat iemand ergens de cijfers kunstmatig hoog houdt en dat die iemand de leraar is. Nu zullen er best leraren zijn die sjoemelen, maar zelfs de grootste sjoemelaar is een kabouter vergeleken bij de CEVO. Deze Centrale examencommissie
vaststelling opgaven stelt na afloop van het examen de normering
vast, dus beslist welk cijfer hoort bij welke score. De CEVO doet dat onder directe verantwoordelijkheid van de minister van Onderwijs.’
In de aanval is hier Anneke Korevaar, lerares klassieke talen uit Rotterdam, in de Volkskrant van 10 november jl. Zij zag in de gunstige eindexamenresultaten van de laatste twee jaar de sturende hand van de minister of liever: de namens de minister opererende CEVO die ter wille van het welslagen van de tweede fase niet al te zwaar moest normeren. Dat het niveau aantoonbaar is gekelderd ontleende zij aan de klaagzang van het hoger onderwijs, vastgelegd in een rapport aan de minister,
die daarop besloot de tweede fase met ingang van heden geleidelijk te slopen. De klacht van het hoger onderwijs dat er steeds minder opgeleide studenten komen is al zo oud als het hoger onderwijs zelf. Nog hoor ik eind jaren zestig het hooggeleerde eerste kamerlid Kortenhorst in een radio-interview verzuchten: ‘Het is te betreuren dat de huidige studenten geen fatsoenlijke brief meer kunnen schrijven.’ Het bleef een geliefd gespreksonderwerp onder professoren. Dat dit gejammer nu vastligt in een rapport aan de minister wil nog niet zeggen dat het bewijs ‘aantoonbaar’ geleverd is.
Vervolgens zij erop gewezen dat normhandhaving over de jaren heen een zeer lastig probleem is, met name in een tijd waarin onderwijsinhouden sterk veranderen. Dat was ook de reden dat een voorzitter van de CEVO zich in het juninummer 2005 van EXAMENS uitliet over de moeilijkheid van normhandhaving. En dat is nu juist met de invoering van de tweede fase gebeurd, met name in het vak klassieke
talen. Zou het dat niet kunnen zijn? De exameneisen in een aantal vakken zijn drastisch gewijzigd en de examencijfers over de afgelopen vijf jaar met elkaar vergelijken is het vergelijken van appels met peren. Zeker is dat het geval bij de klassieke talen, waar het niveau, de beschikbare uren, de lesstof en de exameneisen zodanig veranderd zijn dat het toepassen van normhandhaving hier onmogelijk is. Als er iemand is die dat had kunnen weten was het wel mevrouw Korevaar. Examencijfers zijn dan aan schommelingen onderhevig: een zoektocht naar het gewenste niveau. Met ‘gesjoemel’ in de catacomben van het ministerie heeft dat weinig te maken. Elders in dit tijdschrift wordt dat nog eens uitgebreid uit de doeken
gedaan.