INHOUD EXAMENS 2014-03 september 2014
- Jureren in de paardensport, Over de paardenschool, dressuur en harmonie
Kees Vellenga en Claartje van Andel
- Kwaliteitsborging van examinering in het mbo, Een website voor betrokkenen bij het examenproces
Marloes van Bussel
- Het RCEC beoordelingssysteem, Beoordelen van de kwaliteit van centrale examens
Piet Sanders
- Terecht of niet? Examenfraude
Annemarie de Knecht-van Eekelen
- Gastcolumn: De mc-toets: een krasse grijsaard van honderd jaar
Michael Nieweg
- Beoordeling van reflectievaardigheden, Een dialoog tussen examenkandidaat en examinator
Rosa van de Veen, Hanneke Knoop-van Nuland en Erik Roelofs
- Identiteitscontrole, Een onderschat deel van het examenproces
Annie Kempers-Warmerdam
- Uit de praktijk: De Competentie Thermometer
Daniel Hoopman
- Kwaliteit van toetsing, Samen werken aan een duurzame verbetering
Martijn van Grootel en Cilia de Jong
- Examens in bedrijf: Stichting Leerstation Zorg
Ad de Jongh en Annemarie de Knecht-van Eekelen
- Gezien en gelezen
- Literatuur en agenda
- Verenigingsnieuws
Functies van toetsing
In juni 2014 heeft de staatssecretaris van OCW, Dekker, de Tweede Kamer een brief gestuurd onder de titel ‘Nut en waarde van toetsing in het funderend onderwijs’. Deze brief zal het uitgangspunt zijn voor een debat in de Tweede Kamer. De staatssecretaris wijst er op dat er nu ‘twee cruciale schakelpunten’ zijn opgenomen in de onderwijsloopbaan van leerlingen met landelijke summatieve toetsen: ‘de eindtoets primair onderwijs en de centrale examens in het voortgezet onderwijs, inclusief de rekentoets’. Hij noemt zes verschillende doelen van deze landelijke toetsen van informatie over leerlingen tot en met stimuleren van scholen om hun onderwijs te verbeteren. De vraag dringt zich op of de eindtoets en de centrale examens al deze doelen kunnen realiseren. Volgens de staatssecretaris kan dat en hij beroept zich daarvoor op een rapport voor de OESO waaruit hij het volgende citeert:
“The Dutch evaluation and assessment framework stands out internationally as striking a good balance between school-based and central elements, quantitative and qualitative approaches, improvement and accountability functions and vertical and horizontal responsibilities of schools.”
Hij is van mening dat er sprake is van een goede balans tussen de functies van toetsing, maar die moet wel worden bewaakt. Daarvoor doet hij een beroep op leraren, scholen, besturen, ouders, media en overheid. Hij vindt dat ouders en media zich moeten verdiepen ‘in de bredere ontwikkeling die leerlingen op school doormaken’, terwijl scholen hun ‘ranglijstjes over leeropbrengsten in de media in perspectief’ moeten plaatsen. Dat lijkt een vrome wens. Aan de ene kant voorziet de overheid alle betrokkenen met concrete data en resultaten, aan de andere kant wordt gevraagd om hier prudent mee om te gaan en vooral het ‘bredere verhaal’ te blijven vertellen.
Veel aandacht besteedt de brief aan de begrippen ‘leergroei’ en ‘toegevoegde waarde’. Het belang van het vaststellen van ‘leergroei’ is dat het geen momentopname is, maar het zijn gegevens over een langere – door de school te bepalen – periode die een aanvulling vormen op andere evaluatiegegevens. De staatssecretaris zal het voor scholen mogelijk maken om zelf de leergroei van leerlingen in kaart te brengen en zal daartoe “samen met aanbieders van leerlingvolgsystemen in de komende periode de benodigde stappen zetten”. Lastiger is het concept ‘toegevoegde waarde’, dat wat de school bijdraagt aan de leerwinst. Daarover is meer onderzoek nodig en afhankelijk daarvan zal beslist worden over de gebruikswaarde en praktische toepasbaarheid. In een volgend nummer van EXAMENS pakt de redactie deze handschoen op en zal in een artikel aandacht aan deze ontwikkelingen worden gegeven. Het laatste woord over functies van toetsen is nog niet gesproken.
Bron: Kamerbrief 620559. Nut en waarde van toetsing in het funderend onderwijs. 13 juni 2014.