Vorig schooljaar haalde Joris in periode 4 voor alle wiskundetoetsen een hele krappe voldoende: een 6,0, een 5,9, een 6,1 en nog een 6,0 waren het resultaat van heel hard werken aan wiskundevaardigheden. Door ziekte had hij 1 proefwerk gemist en niet ingehaald. De dag van de rapportvergaderingen werd Joris door zijn mentor gebeld: “Niet schrikken Joris, maar op je rapport heb je een 5 voor wiskunde. Die toets die je niet had gemaakt, is in het volgsysteem ingevuld met een beoordeling ‘1’. Gemiddeld heb je deze periode dus een 4,75.”. Wat zegt dit rapportcijfer? Waarom is het rekenkundig gemiddelde vastgesteld op een 5, terwijl de andere resultaten de docent toch duidelijk hadden moeten kunnen maken dat Joris er steeds opnieuw net in slaagt een voldoende te behalen?