Pesten op school
Pesten op school: Achtergronden en interventies
Frits Goossens, Marjolijn Vermande & Matty van der Meulen (Red.). Boom Lemma, 2012. ISBN 978 90 593 1817 5
Jaren geleden werd nogal eens gedacht: pesten is een tijdelijke situatie, die vanzelf overgaat, of: van pesten krijg je niks en word je alleen maar sterker. Inmiddels zijn de mogelijk schadelijke gevolgen van pesten bekend en zijn scholen verplicht een antipestbeleid te hanteren.
In ‘Pesten op school’ gaan de auteurs eerst in op de vraag wat pesten nu eigenlijk inhoudt. Tevens komen de verschillende vormen van pesten aan de orde, van fysiek pesten tot het hedendaagse cyberpesten. Vervolgens wordt behandeld hoe vaak pesten eigenlijk voorkomt. Cijfers verschillen, afhankelijk van de meetmethode, maar zeker 10% van de schoolkinderen is actief aan het pesten en 10 tot 15% wordt gepest. De opvoeding, thuissituatie en het karakter van kinderen geven deels antwoord op de vraag waarom het ene kind gepest wordt en het andere niet. Andere oorzaken en de gevolgen voor alle betrokkenen komen tevens aan de orde in het boek.
Pesten kan benaderd worden als een groepsproces, waarbij meer leerlingen betrokken zijn dan alleen daders en slachtoffers. De verschillende rollen en hun invloed op het pestproces worden duidelijk uiteengezet evenals de gevolgen ervan. Zelfs buitenstaanders, die niet actief betrokken zijn bij het pesten, ondersteunen het pestproces.
Het laatste deel van het boek behandelt alles over mogelijke interventies. Om het probleemgedrag te verlagen en/of competenties van leerlingen te verhogen, kunnen verschillende interventies op verschillende niveaus worden ingezet. Interventies kunnen gericht zijn op het promoten van positieve factoren, op preventie, behandeling of langdurige behandeling van en nazorg voor personen bij wie het probleem blijft voortduren. Een goede interventie moet aan verschillende voor- waarden voldoen. Opvallend genoeg zijn nog slechts weinig interventies onderzocht op hun effectiviteit. ‘Pesten op school’ beschrijft helder bij elke interventie wat het doel ervan is, wat de doelgroep is, op welke theorie de interventie gebaseerd is en wat de inhoud, effecten en resultaten ervan zijn.
PRIMA en KiVa zijn voorbeelden van schoolbrede interventieprogramma’s die ook in Nederland zijn geïntroduceerd en waarmee in Noorwegen en Finland veel wordt gewerkt. Op klasniveau kunnen programma’s als Taakspel, PAD, Kanjertraining en Friendly ATTAC ingezet worden. Ook Mediation is een methode om in te zetten bij specifieke pestproblemen in de klas. Ten slotte zijn er ook interventies gericht op leerlingen of hun ouders. Tot deze interventies behoren de programma’s Plezier op School, Minder Boos en Opstandig, Alles Kidzzz en Zelfcontrole op School. Hierbij richten de laatste drie programma’s zich op kinderen met gedragsproblemen, die ook pesten: de daders.
Hoewel alle onderzoeken naar pesten en de effectiviteit van interventies nog lang niet zijn afgerond, wordt pesten op school inmiddels gelukkig wel gezien als een serieus probleem. Dit boek is een aanrader voor eenieder die professioneel hiermee te maken heeft. Het geeft een zeer compleet beeld van alle achtergronden, onderzoeken, interventies en literatuur op dit gebied. Op wetenschappelijke wijze worden alle onderwerpen uitgebreid behandeld. De onderzoeken en cijfers die geciteerd worden, maken enkele hoofdstukken wat lastiger leesbaar. Dit wordt echter weer gecompenseerd door een korte heldere samenvatting per hoofdstuk. Al met al een zeer compleet en lezenswaardig boek over pesten op school.
Linda Bergstra – loopbaancoach bij ReOrient Loopbaancoaching