Gelijke kansen of liever het bestrijden van ongelijke kansen: wat een sympathiek idee. Daar kan toch niemand wat op tegen hebben? Dat is toch een universele waarde? Een half jaar geleden werd ik gevraagd om op een bijeenkomst van GroenLinks mijn kritische kijk op gelijke kansen te delen. Veruit de meeste luisteraars konden mijn verhaal niet waarderen. “Ik ben gewoon voor gelijke kansen” en “Ik snap niet hoe je ertegen kan zijn, dat alle kinderen dezelfde kansen krijgen”, waren twee reacties op mijn betoog. Is er sprake van cognitieve dissonantie als we onszelf als sociaal en rechtvaardig zien en tegelijkertijd erkennen dat er aan het streven naar gelijke kansen bezwaren kleven?