Wij vonden het als kind heel gewoon dat er een telefoon in huis was. Je moest het wel netjes eerst vragen als je naar je vriendinnetje wilde bellen. Hier of daar een auto in de straat. Op woensdagmiddag kwamen de kinderen uit de buurt met gekamde haren bij ons ‘Pipo de Clown’ kijken. En daarmee had je het qua techniek begin jaren zestig zo’n beetje gehad. Kinderen van nu groeien net zo liefdevol en ingewikkeld op als toen, maar dan met een schier eindeloze hoeveelheid technische apparaten en een vanzelfsprekend dedain daarvoor. Doet-ie het niet meer? In bad beland? Uit de kontzak gevallen? Geen punt, ff een nieuwe halen. Boffen trouwens, want er is weer een nieuwe versie op de markt. De lijst van technische hulpmiddelen voor huis, tuin en keuken, alsmede voor de communicatie tussen de bewoners, bedrijven, overheden, militairen, hulpverleners, boswachters en schouwburgdirecteuren, is inmiddels zo lang dat die verouderd is in de tijd dat ik dit schrijf. En daar word ik eigenlijk heel erg bang van. Niet dat ik onthand ben als de magnetron ermee zou ophouden, want dan warm ik de melk voor de koffie gewoon weer in een pannetje. Maar wel als ik denk aan al die kwetsbare infrastructuren die nodig zijn om ons met ons allen online en toegankelijk te houden. Aan die enorme computers die ervoor zorgen dat de winkels gevuld zijn met onze boodschappen. En aan die superslimme jongens en meisjes die met een mooi product mijn spaargeld tot een derivaatje hebben versleuteld en geen idee meer hebben waar de sleutel ligt, hoe het slot werkt en zelfs niet weten wat er in het gunstigste geval tevoorschijn komt. Nu ben ik niet zo’n bang type. Ik heb van thuis voldoende vertrouwen meegekregen en ik heb mijn angst voor honden en spinnen doeltreffend overwonnen. Eigenlijk ben ik meer bang dat we niet bang genoeg zijn voor de kwetsbaarheid van de technische God die we geschapen hebben. Op wereldniveau hangt nu alles, maar dan ook alles aan elkaar. Iedere muntschommeling, vliegbeweging of handelsverandering radert aan iets anders. Zolang dat de goede kant op beweegt is dat fijn. Maar soms zie ik voor mijn geestesoog een akelig mannetje dat met een grote schaar een enorme kabel doorknipt, waardoor onze werkelijkheid in een klap plat ligt. ‘In mijn tijd’ gaf je je als onhandige puber een houding met een sigaret, nu vult de mobiel de ontluikende stoerheid op. Het onmisbare handcomputertje is echter vele male verslavender dan die stinkstok. Kijk maar om je heen: die pubertijd gaat helemaal niet meer over, want de twintiger, dertiger, veertiger, vijftiger, zestiger en zelfs zeventiger lardeert nog ieder persoonlijk contact met steelse blikken op het schermpje.
Gebed:
“O, wonder der Techniek, O, God 5.0 of 6.0, wat aanbid ik U. Blijft U ons voor altijd genadig, zodat wij tot het eind der tijden gevrijwaard zijn van uw uitval. Zo bid ik u. Drie maal daags.”