Bert was eind dertig, getrouwd en had twee opgroeiende kinderen in het basisonderwijs. Een van de kinderen had ADHD, zoals Bert vertelde, en vroeg veel aandacht. Diezelfde indruk kreeg de therapeut van Bert: een overactieve man, ook in zijn werk. Hij meldde zich met ernstige verschijnselen van chronische stress. “Ik kan het geloof ik allemaal niet meer zo aan”, was zijn openingszin. Hij sliep slecht en vergat de laatste tijd steeds meer dingen – ook privé, afspraken, vergaderingen, en zelfs verjaardagen.