Innerlijke strijd Leo was negen toen hij naar het internaat werd gestuurd door zijn ouders. Als enig kind in een ondernemersgezin, met ouders die voortdurend op voet van oorlog met elkaar leefden, voelde hij zich buitenspel staan en niet begrepen. Zijn streng katholieke opvoeding impliceerde een afgedwongen attitude: ‘Je mond houden, want wij weten wat goed voor je is!’ Op het internaat was het niet veel beter. De broeders waren het ene moment ‘heel lief’ en sloegen hem de volgende dag door de slaapzaal. Het negeren door alle broeders, nadat zijn vader een hoofdbroeder had vermaand, brak hem op en eenzaamheid stak wederom de kop op in de klas, de slaapzaal en op de afgesloten speelplaats. Hij voelde zich alleen tussen vele eenzamen. Jaren later kampt Leo met gevoelens van innerlijke strijd. Het toneelspel van sociaal gewenst gedrag en de afzondering spelen hem parten, en zijn interne dialoog ontaardt steeds vaker in gedrag dat door zijn omgeving wordt ervaren als dwars, afstandelijk en vol kwaadheid. Hij heeft moeite om op zijn werk vrolijk te zijn, terwijl zijn baan hem heilig is. Zijn gedrag veroorzaakt huwelijksproblemen, terwijl hij zielsveel van zijn vrouw houdt. Hij voelt zich eenzaam in de groep en raadpleegt een counsellor.