Tegen de berg opzien Die eerste paniekaanval deed Karel denken aan een ongeval dat hij een aantal maanden daarvoor had meegemaakt. Tijdens een wandeling in de Ardennen was hij levensgevaarlijk gevallen van een heuveltop. Door deze val is een ruggenwervel beschadigd en ervaart hij intense rugpijn. Hierdoor kan hij zijn werk als metselaar niet meer uitvoeren. Dit was een zware klap voor hem. Karel was erg trots dat hij zich binnen het bedrijf had kunnen opwerken tot ploegleider. Hij denkt nog veel aan dit voorval – dikwijls heeft hij er ‘s nachts nog nachtmerries van. Ook wanneer hij geconfronteerd wordt met hoogtes krijgt hij flashbacks van de val. Karel geeft aan dat hij zich erg somber voelt. Hij krijgt niets meer gedaan. Voordien zorgde hij nog voor zijn dochtertje, maar zij gaat sinds kort naar de crèche omdat hij zich niet meer in staat voelde om voor haar te zorgen. Hij vertelt dat hij zich voor niets meer interesseert en dat hij zich toch niet kan concentreren. Hij slaapt vooral veel. Karels echtgenoot heeft het erg moeilijk met zijn angstklachten. Karel wil het huis niet meer uit, zeker niet naar drukke plaatsen. Hij heeft het ook al moeilijk om in de auto te zitten, alles beweegt dan zo snel, daar wordt hij duizelig van. Hierdoor is het sociale leven van Karel en zijn vrouw stilgevallen, en dit is vaak aanleiding voor discussies tussen hen. Ze begrijpt niet hoe beangstigend het allemaal voor hem is.