“Als je lief bent ga je naar de hemel en anders naar de hel”, zei zuster Heribalda van wie wij godsdienstles kregen. “En als God het nog niet weet, ga je naar het vagevuur.” De les ging over het laatste oordeel en voor zover ik daar iets van begreep, had ik niet de juiste papieren voor de hemel. Ik moest namelijk regelmatig opbiechten dat ik weer mijn zusjes had geplaagd. Het vagevuur was voor mij wellicht nog een tussenstation waaruit ontsnapping mogelijk was maar als het oordeel ‘hel’ gevallen was, dan was daar niets meer aan te doen. In de vorige les hadden we immers geleerd dat wij na de dommigheid van Adam en Eva, je weet wel, van die appel, allemaal zondaren waren geworden. En ik dus ook. Zo zweefde ik als schattig zondaresje tussen de angst voor de hel en mijn kinderlijke fantasieën vol plannen voor de toekomst. Die hielden me in leven.