Je kunt niet vroeg genoeg beginnen met wiskunde en dus kreeg mijn zoontje van twee laatst bij gelegenheid zijn ‘Eerste Telboekje’, althans dat beweerde de titel, want in werkelijkheid was het al zijn derde of vierde telboekje. In het boekje wordt netjes van 1 tot 10 geteld (waarom dat altijd van 1 tot 10 moet zijn is niet dui delijk) met behulp van auto’s (die getallen kende hij het eerst), dieren, fruit en speelgoed. Zoals goed onderwijs betaamt wordt het boekje afgesloten met een toets (zonder antwoordsleutel alsof de peuter die net leert tellen wel al kan lezen en meteen de neiging tot fraude heeft). Vanzelfsprekend is dit dan ook vaak een onverwachte mondelinge overhoring door papa of mama. Onze peuter moet bewijzen dat hij het tellen heeft geleerd. Immers, het is de toets die motiveert om te leren. De toets stuurt het leergedrag van de lerende. Eigenlijk wisten we dat al lang, maar nu dat steeds onder onze neus wordt gewreven, kunnen we er bijna niet meer omheen. En misschien niet eens onterecht, want als we naar onszelf kijken zien we dat in de meeste gevallen ook terug. Op school heb ik voor wiskunde nooit een bladzijde extra gelezen, laat staan bestudeerd, alleen wanneer die op de toets (toen nog proefwerk) aan bod kwam. Dat lag helemaal niet aan het vak wiskunde, want hetzelfde geldt voor de meeste andere vakken. Nu zoveel jaar later zelf als docent merk ik precies hetzelfde en het maakt niet uit of het nu om onderwijs gaat waarbij de lerende of de docerende centraal staat. Leerlingen en studenten vragen altijd en meestal nadat je vol enthousiasme voor je vak een zijpad hebt bewandeld of een andere leuke anekdote hebt verteld: “komt dit terug op de toets?”. Het is dus niet gek dat het van belang wordt geacht dat we onze examinering zo moeten vormgeven dat deze aansluit op onze instructie in het onderwijs. Constructive Alignment, het afstemmen van instructiedoelen en toetsdoelen, of nog sterker het integreren van de toetsing in de instructie, tot zelfs Test-Enhanced Learning (testen leidt tot beter onthouden dan herbestuderen). Toetsen zit in de natuur van de mens en blijkt een effectieve leerstrategie. Zolang we het niet expliciet toetsen noemen valt het niemand op, dan gaat het allemaal automatisch en natuurlijk, net als leren. Kinderen hoef je niet te leren hoe ze moeten leren. Opeens kunnen ze praten en zeggen ze de gekste dingen na (van nature kunnen ze imiteren), opeens kunnen ze kruipen en later lopen (van nature leren ze soms letterlijk door vallen en opstaan). Niemand heeft ze geleerd hoe ze zich dat eigen moesten maken en toch denken we dat we ze op school eerst moeten leren leren en opeens stuurt de toets het leren. In de huidige kenniseconomie is het natuurlijk helemaal niet verkeerd om efficiënt en zonder veel omwegen het juiste te leren. Een toets als sturingsstrategie is ook niet verwerpelijk. De vraag is echter wanneer moeten we hiermee beginnen. Op welk moment in het levenslange leertraject moeten we beginnen met examineren, zodat het juiste geleerd wordt of moeten we dat een beetje relativeren? Weet u nog wanneer uw eerste toets was? Ik betwijfel het zeer of mijn zoontje zonder de laatste toetspagina in zijn vierde telboekje niet zou leren tellen. Sterker nog hij kan nu tot 13 tellen, maar tot nu toe ging geen enkel telboekje verder dan 10. De heer J. Dijkstra is werkzaam aan de universiteit van Maastricht. Hij zal in 2009 de Gastcolumn verzorgen. E-mail: joost.dijkstra@educ.unimaas.nl.