Toen ik in de jaren ‘70 de middelbare school afsloot, kreeg ik bij het examen Nederlands een tiental opsteltitels voorgeschoteld. Daaruit moesten we er een kiezen en binnen twee uur een tekst schrijven die grammaticaal correct, goed opgebouwd én boeiend was voor de lezer. Ik schreef een maatschappijkritisch betoog – met de nodige humoristische voorbeelden erin om de lezer geboeid te houden. Mijn eigen docent vond die tekst een 9 waard, de tweede corrector gaf een 3: “Mooi betoog, maar humor hoort daar niet in thuis”, zo motiveerde hij zijn oordeel.