Judith T.M. Gulikers (2006).
Authenticity is in the eye of the beholder, beliefs and perceptions of authentic assessment and the influence on student learning. Academisch proefschrift. Open Universiteit Nederland.
Toetsvormen kennen hun ups en downs. Zo waren de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw de hoogtijdagen van de meerkeuzetoetsen. Alles moest zo objectief mogelijk worden gemeten en de enige geschikte vraagvorm daartoe was volgens de toenmalige criteria de meerkeuzevraag. Dat het oplossen van vraagstukken in het beroepsleven wat meer was dan het aankruisen van een vakje, speelde nauwelijks een rol. Standaardiseer en objectiveer, dat was het credo. Een reactie kon haast niet uitblijven. Een van die reacties nam de beroepsuitvoering als uitgangspunt. Je zou tijdens de opleiding examenkandidaten moeten examineren met toetsvormen die beroepssituaties weerspiegelen. Meerkeuzetoetsen zijn daar nooit geschikt voor. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat de medische opleidingen daar al lang mee bezig waren. Studenten moesten tijdens hun opleiding laten zien dat ze bij machte waren een diagnose te stellen, bloed af te nemen, een intakegesprek te houden en, in latere jaren, een operatie uit te voeren. Maar in andere opleidingen, die ook tot bepaalde beroepen leidden, was men zover nog niet. Daar kwam verandering in. Met ging authentiek toetsen. In een authentieke toets moeten examenkandidaten laten zien dat ze in een (toekomstige) beroepssituatie adequaat kunnen handelen. En adequaat handelen is wat meer dan het schriftelijk beantwoorden van vragen. Of beter gezegd, antwoorden op vragen zeggen weinig over de (toekomstige) bekwaamheid beroepshandelingen te verrichten. Natuurlijk moeten examenkandidaten kennis hebben over de handelingen die ze in hun beroep zullen gaan verrichten, een automonteur moet het verschil weten tussen een diesel- en een benzinemotor, maar uiteindelijk gaat het om het goed uitvoeren van de handelingen in het beroep: het repareren van de auto. Daarmee heeft de rol van kennis niet afgedaan. Immers, het is moeilijk voor te stellen dat je in je beroep handelingen verricht zonder iets te weten. Het hebben van kennis is voorwaardelijk voor het verrichten van handelingen. Maar het is nog ingewikkelder. Er moet een samenhang zitten tussen die verschillende handelingen. Dus je zou authentieke toetsen kunnen definiëren als een examen waarin examenkandidaten beroepshandelingen in een correcte volgorde moeten verrichten. Maar dit is waarschijnlijk een te simplistische definitie.
Gulikers veronderstelt in het begin van haar proefschrift dat authenticiteit veel meer omvat. Die opvatting is de start geweest van een aantal deelonderzoeken die gaan over de opvattingen van docenten en studenten (in het mbo) over authentiek beoordelen (Gulikers spreekt liever over authentieke assessments). Daarnaast onderzoekt zij bij studenten of hun perceptie over de authenticiteit van de beoordeling van invloed is op hun leren. Een literatuurstudie leidde tot het zogenoemde 5D-model, een vijfdimensionaal model voor het beoordelen van authenticiteit, afgekort 5DM. Dit model beschrijft vijf kenmerken die overeenkomen met de beroepspraktijk, kortheidshalve aangeduid met: de taak zelf, de fysieke context, de sociale context, de beoordelingsvorm en de beoordelingscriteria. Met dit model in de hand start zij haar onderzoek onder docenten en studenten, op zoek naar het realiteitsgehalte van dit model. Docenten kunnen zich wel in het model vinden. Dat is gunstig omdat de conclusie dan mag luiden dat het 5DM concrete aanknopingspunten biedt om authentieke beoordelingen te ontwikkelen. De studenten herkennen de vijf dimensies echter niet geheel. Als studenten een beoordeling zien als authentiek, heeft dat een positieve invloed op hun leergedrag, maar of zij een beoordeling als authentiek zien, is afhankelijk van de werkervaring van studenten en/of hun ervaringen met andere beoordelingen: authenticity is in the eye of the beholder. Het proefschrift eindigt met richtlijnen voor het ontwikkelen van authentieke beoordeling(ssituaties).
Gulikers heeft het zich met deze studie niet makkelijk gemaakt. Authentiek beoordelen is een zeer complex geheel. In de jaren zestig en zeventig had men dit natuurlijk ook al door. Vandaar dat mensen als De Groot en Van Naerssen het beoordelingsproces in mootjes hakten en kennis en vaardigheden afzonderlijk toetsten. Zij onderkenden de noodzaak wel om meer omvattender te toetsen, maar kregen er toch geen greep op. Daar is nu verandering in gekomen. We kennen nu de dimensies van authentieke beoordelingen en de docenten kunnen aan de slag om dergelijke opgaven, beter is te spreken van een opgavemix, te maken. Toch zal menig docent zich nog wel even achter de oren krabben. Het is beslist geen sinecure om de richtlijnen van Gulikers op te volgen. Ze noemt ze weliswaar praktisch, maar het zal nog veel bloed, zweet en tranen en kosten om ze handen en voeten te geven. Het is de verdienste van Gulikers dat dit proces enigszins kan worden gestuurd door de bevindingen uit haar onderzoek.
Dr. H. van Berkel is als onderwijskundig onderzoeker verbonden aan de Universiteit van Maastricht.