Na 1968, toen de Mammoet van kracht werd, zijn leraren hun greep op professionalisering grotendeels kwijtgeraakt. Dat terrein werd in toenemende mate gedomineerd door vertegenwoordigers van de kennisinfrastructuur, terwijl leraren in de rol van eenvoudige afnemers belandden (zie Professionaliseren op een veranderend speelveld elders in dit themadeel). Inmiddels realiseren veel bestuurders, beleidsmakers en onderzoekers zich dat dat een miskenning van het vakmanschap van leraren is. onderwijskundehoogleraar Klaas van Veen ging wat dat betreft zelfs knap ver in het DNM-artikel uit 2014 dat we eerder in dit themadeel aanhaalden: ‘Het idee dat professionalisering in de handen van de leraren zelf behoort te zijn, is wellicht mijn voornaamste punt’ (Van Veen, 2015). Maar dat is weer het andere uiterste. Leraren zijn immers niet meer de autonome ambachtslui van de jaren vijftig, maar publieke professionals, mensen die in een publieke organisatie werken en dus niet louter zelf kunnen uitmaken wat er moet gebeuren. Ze zijn echter evenmin simpele uitvoerders van elders bewezen aanpakken die door experts zijn uitgedokterd. Wat betreft professionalisering zouden ze dus niet alleen zelf onderlinge kennisdeling moeten kunnen organiseren, maar ook als beroepsgroep nauw betrokken moeten zijn bij opzet, vormgeving, uitvoering en evaluatie van professionaliseringsprogramma’s.