In richtlijnen voor het samenstellen van een toets wordt vaak aangeraden om toetsvragen gegroepeerd op onderwerp of in oplopende volgorde van moeilijkheid te presenteren. Tegelijkertijd wordt soms ook voorgeschreven om de volgorde van toetsvragen in verschillende toetsversies te veranderen om afkijken tegen te gaan. Soms worden de vragen daarbij volledig gerandomiseerd. Deze richtlijnen conflicteren met elkaar. Vanuit welk perspectief moeten deze richtlijnen worden benaderd? Ik betrek het hier op de drie belangrijkste criteria voor toetsing: betrouwbaarheid, validiteit en transparantie.