Met een examen of toets wordt op een zo betrouwbare en valide mogelijke wijze gemeten of een kandidaat of een groep kandidaten voldoet aan een vooraf (of achteraf ) vastgestelde norm. Die norm is dan de grens tussen zakken of slagen: de cesuur. Hierbij wordt uitgegaan van een objectieve analyse van de antwoorden op een aantal zorgvuldig geselecteerde stimuli (opdrachten, vragen). In de ideale situatie geeft de toetsscore perfect de kennis of de vaardigheid van de kandidaat weer, zodat de kandidaat betrouwbaar kan worden ingeschaald. Niemand verwacht echter dat dezelfde kandidaat op volledige vergelijkbare toetsen met verschillende stimuli steeds precies dezelfde toetsscore haalt.