Het hondje wordt vastgehouden in een kooitje met scherpe randen en een stekelige vloer. Nergens kan hij zich lekker nestelen. Als hij toch in slaap valt, schrikt hij wakker als hij zich beweegt. Een onmenselijk, onhonds experiment. Het beestje krijgt water en lekkere brokjes maar het is verre van gelukkig. Na een week gaat het luikje open naar een aangrenzend hokje met heerlijk zachte kussens, warmte alom en hetzelfde lekkere eten. Hij steekt zijn kopje naar binnen, snuffelt wat en trekt zich dan weer terug op de harde, puntige vloer. Ik weet niet hoe het met jou is, maar ik heb ook lang in zo’n hokje gezeten. En ik ben er in blijven zitten, ook al stond de deur naar een beter leven al lang op een kier. Hoe komt dat toch?