Het maatschappelijke discours over ‘oud’, ‘ouderen’, ‘ouder worden’ en ‘veroudering’ wordt vaak gedomineerd door negatieve beeldvorming, zelfs als het gaat om welgestelde ouderen. ‘Ouder worden‘ wordt vaak vooral als een probleem gezien, in relatie tot zaken als vergrijzing, ziekte en gebreken, dementie, afhankelijkheid, verminderde inzetbaarheid op het werk, en (kosten van) gezondheidszorg, pensioenen, woningen en voorzieningen. En ouderen zelf worden vaak méér gezien als afhankelijke lijdende voorwerpen met (een van) die problemen, dan als autonome, competente mensen die nog steeds volwaardig meedoen in de samenleving. Of ze worden beschouwd als welgestelde levensgenieters die de pensioenen van volgende generaties opmaken, maar evenmin serieus genomen als het om werk en belangrijke beslissingen gaat.Maar ouder worden hoeft niet louter een negatieve ontwikkeling te zijn, als we het nader bekijken. De filosofie, de ‘moeder’ van de wetenschappen, kan bijdragen tot een positief beeld van ouder worden. Door minder nadruk te leggen op de ‘objectieve’ chronologie en de biologie van het ouder worden, en meer aandacht te besteden aan de ‘subjectieve’ biografie (de verhalen) van het ouder worden. Om te beginnen door meer te luisteren naar ouderen dan te praten óver ouderen, om te variëren op een slogan van de Raad van Ouderen. Vanuit de filosofie kunnen we leren van de verrassend frisse ‘antieke’ ethiek, die zich meer richt op een persoonlijke, positieve, autonome manier van leven (de waarden) dan op het collectief naleven van spelregels (de normen), en die meer positieve perspectieven biedt voor het ouder worden.