In ons werk als coach proberen we regelmatig verzoening tot stand te brengen. Tussen onze cliënt en diens baas of collega, of tussen onze cliënt en zijn innerlijke kritische stemmen. Het woord verzoening is voor mij een lieflijk woord, refererend aan het tedere gebaar van de kus. Maar in één adem koppel ik het ook aan de verscheurdheid die eraan voorafgaat. Want verzoenen doen vechtende echtelieden of rivaliserende stammen na moe te zijn van een lange strijd, die meestal juist niet lieflijk is verlopen.
Rembrandt van Rijn schilderde ‘Jakob worstelend met de Engel’ (1659/60), waarbij zowel de strijd als de verzoening zichtbaar zijn. Ik vind het boeiend om te zien hoe Rembrandt de Engel neerzet; niet alleen zijn mededogen, ook zijn fysieke vermogen tot strijd is zichtbaar. Na een nacht lang te hebben geworsteld, staakt de Engel uiteindelijk het gevecht en spreekt de zegen uit over Jakob. De oplichtende Engel is nog verstrengeld met Jakob, maar houdt de vermoeide strijder tegelijkertijd liefdevol vast. De vechtersgreep verslapt en het mededogen wordt zichtbaar. Ik zie in dit schilderij de strijd tussen het ‘menselijke’ en het ‘goddelijke’ in onszelf. Zonder de verzoenende blik van de Engel blijven we alleen maar kritisch op onze eigen menselijke maat.
Als wij als coaches zowel de kracht als de verzoeningsgezindheid van Rembrandts Engel mee kunnen nemen in ons werk, brengen we veel goeds voor onze cliënten. Zo zorgen we dat cliënten intern niet hoeven af te splitsen. Want als cliënten zich niet kunnen verzoenen met hun baas, hun werkplek of met hun eigen perfectionisme, dan blijven ze in gevecht. Om de pijn van het vechten en van de afwijzing niet meer te hoeven voelen, splitsen mensen een eigenschap van zichzelf af. Gekwetste werknemers wijzen hun baas af, maar ook hun eigen macht om iets aan de relatie te veranderen wordt verboden terrein. Pissige leidinggevenden wijzen de passiviteit van hun werknemers af, maar hun eigen onmacht om leiding te geven aan menselijke processen blijft onbesproken.
Dus laten we beelden maken met zijn allen, waarin Rembrandt-Engelen aanwezig zijn. Niet de ‘zoete’ engelen, maar de vechtende, aardse en tot verzoening in staat zijnde Engelen. Want we hebben ze nodig, deze wezens waarmee we mogen vechten, en die ons vervolgens een kus geven op dat wat pijn doet.