Onze maatschappij kent steeds meer een normaliteitsdoctrine en maakbaarheidscultus. Tegelijkertijd krijgt steeds meer gedrag een pathologisch etiket. In de overtuiging dat iedereen ‘het moet maken’ en dat het de eigen schuld – of die van de ouders – is als dat mislukt, wordt elk (pseudo)medisch label vaak opgelucht geaccepteerd. De afgelopen dertig jaar is het aantal psychische labels enorm uitgedijd en overal in maatschappelijke sectoren aanwezig, zodanig dat we kunnen spreken van een ‘labelcultuur’. Er wordt wat op los gediagnostiseerd: niet alleen in de hulpverlening aan volwassenen, ook kinderen krijgen steeds sneller een label en vaak ook een bijpassend medicijn.