Het wordt spannend. Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt laat volgens de laatste berichten eind april weten hoe zij de examinering in het mbo wil regelen. In november 2007 nam Staf Depla van de PvdA het initiatief voor een debat over landelijke examinering. Er tekende zich zowaar een Kamermeerderheid af. Van Bijsterveldt bleek toch een echte staatssecretaris van OC&W te zijn: ze wilde tijd om met het veld te overleggen … Welnu, wat is er bedacht? Op 28 januari 2008 hebben Colo (de vereniging van de achttien kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven) en de MBO Raad de idee van het examenprofiel aan de staatssecretaris aangeboden. Een examenprofiel bevat de randvoorwaarden waaraan goede examinering moet voldoen. Hierbij moet gedacht worden aan onderwerpen als de wijze waarop het bedrijfsleven betrokken wordt, de toetsingsvormen, het borgen van onafhankelijke beoordelingen en dergelijke. Het examenprofiel zou opgesteld moeten worden door de paritaire commissies van de kenniscentra en vastgesteld moeten worden door de staatssecretaris. De onderwijsinstellingen zijn dan verplicht hun examinering te organiseren volgens het examenprofiel. Op het eerste gezicht een leuk idee waarover ook VNO-NCW en MKB Nederland positieve geluiden lieten horen. Maar ja, een paar weken later lieten Colo en de MBO Raad weten dat zo’n examenprofiel een zeker abstractieniveau moet hebben (het liefst geldend voor een of meerdere kwalificatiedossiers) en niet te omvangrijk mag zijn. Men denkt aan een omvang van vijf bladzijden. En het moet vooral over ‘het wat’ en niet over ‘het hoe’ gaan; een wat mij betreft onterecht aanhalen van het rapport van de Commissie-Dijsselbloem. Want examendeskundigen weten dat bij examinering naast ‘het wat’ juist ‘het hoe’ van groot belang is. Met een schriftelijk werkstuk bewijs je niet dat je de competenties beheerst om bijvoorbeeld als schoonheidsspecialiste de behandeling ‘elektrisch ontharen’ uit te voeren. Op deze wijze zal het examenprofiel uiteindelijk niet zorgen voor borging van de eenduidigheid van examinering in het mbo of voor voldoende civiel effect van de diploma’s. Ik heb eerder in andere media mijn zorgen geuit over de waarde van het mbo-diploma. Het bedrijfsleven maakt zich al jaren zorgen over de kwaliteit van de examinering. Er zijn vele rapporten van de inspectie verschenen met negatieve kwaliteitsoordelen. De oplossing KCE is mislukt. Het is dan ook niet vreemd dat de kritiek niet verstomt. Examineren is een vak dat de gemiddelde docent niet heeft geleerd. Bovendien is de bekostiging van de ROC’s mede afhankelijk van het aantal diploma’s, de zogenoemde outputfinanciering. ROC’s hebben financiële belangen die op gespannen voet staan met het handhaven van het examenniveau. Al met al blijft het in het onderwijsveld van het mbo een taboe om te pleiten voor landelijke examinering. Maar ik blijf dat doen. En ik voel me daarbij in het goede gezelschap van de Onderwijsraad. Want de Onderwijsraad heeft eerder in een van haar publicaties gesteld dat autonomie van scholen alleen betekenis heeft binnen door de overheid gesteld kaders, zoals dat van landelijke examinering. N.T.M. Persoon is algemeen directeur van het Kennis- en Ontwikkelingscentrum Uiterlijke Verzorging (KOC) en het Philyra Instituut. http://www.koc.nl., N.Persoon@KOC.NL