Bij het uitzendbureau waar ik een tijdje werkte kwam een jongen binnen. Hij was zeventien, net klaar met school en had weinig moeite gedaan er representatief uit te zien. Aangezien wij voornamelijk uitzendkrachten zochten voor de telefonische klantenservice en de bouw, was ik niet meteen van mijn stuk gebracht.
“Ik moet van het UWV werk zoeken. Kunt u hier even uw handtekening zetten als bewijs dat u geen werk voor mij heeft?” Hij had amper plaatsgenomen en ik had nog net de tijd gehad me voor te stellen. “Dat ligt eraan. We hebben op dit moment verschillende vacatures lopen, dus wie weet zit er iets voor jou bij,” probeerde ik. De jongen schudde zijn hoofd. “Ik wil dat werk niet. Ik wil een handtekening.” Zeventien jaar, nog minstens veertig werkzame jaren voor zich en nu al vastbesloten dat hij liever een uitkering wilde. Ik heb hem vriendelijk de deur gewezen, uiteraard zonder handtekening. Wat een contrast met mijn leeftijdsgenoten: twintigers die niet kunnen wachten om met hun carrière te beginnen en er alles aan doen om bovenop de stapel CV’s te komen. Vrienden en vriendinnen werken zich een slag in de rondte om hun CV op te leuken met bestuursfuncties van een universiteitsorganisatie en commissiefuncties bij de studentenvereniging. De laatste jaren controleren steeds meer Nederlandse universiteiten je aanwezigheid, terwijl studenten juist meer flexibiliteit nodig hebben. Ze moeten hun studie namelijk combineren met carrièregerichte buitenschoolse activiteiten en een bijbaan om de torenhoge studieschuld te voorkomen. Vriendinnetje R. is een jaar lang fulltime voorzitter geweest van haar studievereniging en wist daarnaast ook nog de nodige studiepunten te halen. In plaats van lof oogstte ze echter slechts kritiek van haar professoren, terwijl vers afgestudeerden van haar opleiding amper een baan konden vinden, omdat hun CV ‘aan de magere kant’ was.
In Londen ligt de lat nog hoger. De banen zijn dun gezaaid en veel ex-studenten storten zich op onbetaalde stages in een wanhopige poging hun CV aantrekkelijker te maken voor toekomstige werkgevers. Met de studieschuld als een donkere wolk boven hun hoofd, kiezen zij ervoor om de hele week, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat rotklussen te doen en vervolgens zaterdag en zondag in een winkel of bar de huur te verdienen. Overdreven? Laat ik er nog een schepje bovenop doen. Een uiterst getalenteerde collega bij een tijdschrift (waar we gratis voor schrijven om onze portfolio’s te vullen) vertelde over een vriendin die stage liep bij een ander tijdschrift. Ze kreeg als opdracht vijf laxeermiddelen te testen en was twee weken aan de diarree; haar artikel werd niet eens geplaatst. De droefste boodschap is nog dat geen van deze stages eindigt met een baan: na een half jaar bikkelen wordt de hoopvolle stagiaire zonder pardon ingeruild voor een nieuw gratis werkpaard. De ironie van deze zorgelijke ontwikkeling is dat alleen gefortuneerde jongeren de baan van hun dromen krijgen. Dankzij de constante cashflow hoeven zij zich niet te bekommeren om een bijbaan en kunnen ze al hun tijd besteden aan studie, buitenschoolse activiteiten, een wereldreis, vrijwilligerswerk en zoveel stages als hun hartje begeert. Wie bovendien ook de juiste mensen kent, rolt moeiteloos een baan binnen, terwijl CV’s die getuigen van werkethos in de prullenbak verdwijnen met de achterliggende gedachte: wie na al die stages nog steeds niet is aangenomen, moet wel slecht zijn in zijn vak.
Misschien had de zeventienjarige uitkeringslustige jongen deze vicieuze cirkel al lang voorzien.
Janneke de Jong, correspondent in Londen