De auteur kent uitstelgedrag als geen ander. Het hoort bij haar, zolang als ze zich kan herinneren. Wanneer haar moeder vroeger vriendelijk verzocht om haar kamer weer eens op te ruimen, bleef zij dat net zo lang uitstellen totdat haar moeder boos eiste dat het NU moest en er onplezierige sancties volgden als zij dan niet prompt aan de slag ging. Later op de middelbare school, universiteit en in het werk werd het niet anders. Met afgunst keek ze naar mensen die bij het voorbereiden van huiswerk, tentamens of het uitvoeren van een bepaald werkproject keurige planningen maakten, zich daaraan ook echt hielden en alles steeds ruim op tijd af hadden.