Een jonge vrouw in India kwam bij haar schoonmoeder in huis toen ze met haar zoon trouwde. Het jonge stel was niet veel samen, schoonmoeder bemoeide zich overal mee en niets was goed genoeg in haar ogen, zeker niet als het om haar oogappel ging: haar zoon. Schoondochter moest zus, dan weer zo en ook al werkte ze zich halfdood, het was nooit goed of het deugde niet. Na twee jaar was het meisje zo uitgeput dat ze op straat flauwviel.