“Oké, afgesproken, dan zien we elkaar daar! En oh ja, ik ben een lange, Surinaamse vrouw. Tot dan!” Ik hang op. Op dat moment roept collega Rob verbaasd: “Je bent toch Nederlands? Waarom zeg je dat je Surinaams bent?” “Eh, dat ben ik toch?”, antwoord ik. “Je hebt toch een Nederlands paspoort?” “Ja, maar dat kan niemand aan me zien. Tot ik geen vragen meer krijg over mijn afkomst, ben ik een Surinaamse”, stel ik. “Nou ja, wat raar. Jij bent gewoon als een van ons”, reageert Rob verontwaardigd. Wilde ik niet bij Nederland horen of zo?