Jezus zei: “Een man reisde van Jeruzalem naar Jericho. Maar onderweg werd hij door rovers overvallen. Ze pakten alles van hem af, ook zijn kleren. Ze sloegen hem halfdood, en lieten hem liggen. Toevallig kwam er een priester langs. Hij zag de man liggen, maar hij liep hem voorbij aan de overkant van de weg. Toen er even later een hulppriester langskwam, gebeurde hetzelfde. Toen kwam er een vreemdeling langs, een Samaritaan. Hij zag de man en kreeg medelijden. Hij verzorgde de wonden van de man en hij deed er verband om. Toen zette hij de man op zijn eigen ezel en bracht hem naar een herberg. De volgende dag gaf de Samaritaan geld aan de eigenaar van de herberg en zei: ‘Zorg goed voor de man. Als het je meer geld kost, krijg je dat van me op mijn terugreis’” (Het verhaal van de Barmhartige Samaritaan, Lukas 10).