In mei introduceerde de overheid met veel publicitair vertoon het ervaringscertificaat. Een ervaringscertificaat is een papiertje waarmee je als werknemer aantoont dat je beschikt over een groot aantal competenties van je beroep. Met zo’n certificaat kun je onder andere je opleidingstraject verkorten en ook kun je ermee vrijstelling voor examens krijgen. Het ervaringscertificaat is, kort door de bocht geformuleerd, een ‘gepimpte’ EVC-rapportage. Het is nu zomer en de Tour de France is inmiddels van start gegaan: de eerste dopinggevallen zijn al bekend en er is nog geen uitgesproken favoriet voor de eindzege. Maar ook rijst de vraag: heeft het stormgelopen met EVC-aanvragen bij een mbo-instelling als Zadkine? Je zou verwachten van wel, want in een werkstad als Rotterdam barst het van de werknemers met wel veel ervaring in hun beroep, maar die nog niet beschikken over het bijbehorende diploma. De werkelijkheid is dat er na de introductie een paar telefoontjes zijn geweest met de vraag of men het certificaat ‘even’ kon ophalen. Daarna is het angstig stil geworden. Blijkbaar is de praktijk een stuk weerbarstiger dan een aantal hippe jongeren in een promospot doet vermoeden. Ik denk dat er twee belemmeringen zijn voor het verzilveren van ervaringen en competenties. Op de eerste plaats is er de vraag wie precies wat doet en wie over wat gaat. Ik bedoel daar het volgende mee. Het ervaringscertificaat wordt verstrekt door een zogenaamde EVC-aanbieder, zijnde een organisatie die zich buiten de examencommissie bevindt. Met het certificaat in de hand gaat de werknemer naar de examencommissie en dient een verzoek tot vrijstelling in. Hier begint echter de schoen te wringen. De achterliggende gedachte achter het certificaat is dat de examencommissie alleen op basis hiervan overgaat tot het verlenen van vrijstellingen. De examencommissie moet er op vertrouwen dat het certificaat op goede gronden is verleend. Het is de vraag of een examencommissie ‘blind’ deze vrijstellingen zal verlenen. In het najaar gaat de onderwijsinspectie de kwaliteit van de EVC-aanbieders onderzoeken. Hoewel dat een zekere mate van garantie met zich mee zal brengen, acht ik het waarschijnlijk dat er toch een dubbelcheck door de examencommissie zal plaatsvinden, zeker als het certificaat is verleend door een onbekende EVC-aanbieder. De tweede belemmering is gelegen in de opzet van de nieuwe kwalificatiestructuur in het mbo. De bestaande opleidingenstructuur die gebaseerd is op landelijk vastgestelde eindtermdocumenten, wordt momenteel vervangen door in totaal 237 competentiegerichte kwalificatiedossiers. In de oude structuur zijn opleidingen opgeknipt in een aantal deelkwalificaties. EVC-aanvragen kunnen worden gehonoreerd via vrijstelling op het niveau van deelkwalificaties. Echter, in de nieuwe competentiegerichte structuur is de zogenaamde ‘certificeerbare eenheid’ bijna altijd gelijk aan de totale opleiding. Een ervaringscertificaat legt dan te weinig gewicht in de schaal om vrijstelling voor examinering te verkrijgen. Er moeten dus nog wel wat hobbels worden genomen voordat het ervaringscertificaat op grote schaal de vrijstellingsgrondslag voor examens gaat vormen. Om in wielertermen te blijven: ‘Parijs is nog ver…’. Dr. M. Claessens is werkzaam als projectleider examinering bij Zadkine te Rotterdam. E-mail: M.Claessens@zadkine.nl.