Op zaterdagmorgen 10 juli jl. kopte de voorpagina van de Volkskrant met: ‘Examen dringt naturalisaties sterk terug’. In het artikel werd gewag gemaakt van het feit dat het aantal migranten dat de Nederlandse nationaliteit wil krijgen sterk is gedaald nadat vorig jaar het afleggen van een examen verplicht is gesteld. Het bedoelde examen beoogt ‘kennis van de Nederlandse taal en samenleving’ te toetsen. Citaat: ‘Het aantal aanvragen is van 32 duizend vorig jaar gedaald tot circa 24 duizend dit jaar. De immigratiedienst vermoedt dat de verminderde belangstelling voor het Nederlandse paspoort het rechtstreekse gevolg is van de invoering van de naturalisatietoets.’
Als we de IND mogen geloven ligt hier de oplossing van het allochtonenvraagstuk. De huidige en wellicht elke regeringscombinatie in de toekomst zal ernaar streven het aantal verblijfsvergunningen of aanvragen voor het Nederlanderschap stevig in de hand te houden.
Het recept daarvoor levert de IND: men neme twee keer per jaar de cumulatieve frequentie van het aantal kandidaten, en men volge de richtlijnen. Stel: er zijn 30.000 kandidaten die opteren voor een verblijfsvergunning c.q. Nederlands paspoort. Als we er maar 10.000 nieuwe Nederlanders bij willen hebben, leggen we de cesuur bij dertig procent, ervan uitgaande dat die op zijn minst een voldoende score hebben behaald.
Een schoolvoorbeeld van relatief normeren. Het is natuurlijk onzin om de absolute methode toe te passen en zomaar aan iedereen die over ‘voldoende tot zeer goede kennis van de Nederlandse taal en samenleving’ beschikt het Nederlandse paspoort uit te reiken. En dus wordt zeventig procent afgewezen. Deze groep wordt niet toegelaten of – indien toevallig al aanwezig in het beloofde land – kan vertrekken. Herkansing bestaat niet. In Charles Ryder’s schooldays, een novelle van Evelyn Waugh, lazen we ooit: ‘The exam is only to keep out undesirable types’. Het examen en de paspoortfunctie ervan in zijn oude glorie hersteld. Mooi toch? Of klopt hier toch iets niet?